Met een goed gebruikte, niet heel erg oncomfortabele bus, die vertrok toen we op de nabijgelegen busterminal aankwamen, daalden we in zo’n drie uur 2450 meter door een snel veranderend berglandschap langs de rivier El Huallaga, één van de grootste rivieren van Peru, af naar de grotere stad Huánuco (1880 meter; ca. 175.000 inwoners).
Het weer is hier heel wat aangenamer (overdag in mei gemiddeld 26° en ’s nachts 12°), dus de fleece vesten en truien konden weer uit! En ook geen steenkoude vloeren in het hotel meer. Zowel de aangename temperatuur als de lagere hoogte zijn goed om de laatste restjes van een verkoudheid kwijt te raken.
We sliepen in het zeer betaalbare, gunstig gelegen hostal Huánuco, dat gevestigd is in een prachtig koloniaal gebouw. De originele tegelvloeren zijn grotendeels nog intact. Het oude springveren bed en de douche met weinig warm water (kleine boiler?) zijn niet ideaal, maar wel acceptabel.
Na dagen van rijst met … was de pizzeria schuin aan de overkant van het hostal een welkome afwisseling. We namen samen een “familia” (grote) pizza, waar we een “jarra” (vaas) heerlijk frisse, zelfgemaakte limoenade (geen spelfout) bij kregen.
Huánuco is een grote en relatief drukke stad (het nadeel) met goede voorzieningen (het voordeel).
Een paar “cuadras” (blokken) vanaf het centrum is een Metro supermarkt, waar we Edammer kaas en Ciabatta broodjes kochten en onze koffievoorraad aanvulden. In een koffiewinkel waar we langskwamen, vroegen we naar filterzakjes. Deze worden in Peru niet gebruikt. In plaats daarvan wordt een herbruikbare filter, dat lijkt op een vangnetje in de vorm van een soort sok, gebruikt, die we voor iets met dan twee kwartjes kochten. We hebben niet genoeg filterzakjes voor de hele reis bij ons en bovendien kan dit handig voor onze volgende reizen zijn.
Met een mototaxi lieten we ons maar Kotosh, een archeologisch vindplaats net boven/buiten de stad (1912 meter), brengen. Om de vindplaats te bereiken, liepen we over een grote, stabiele hangbrug over de bruisende Rio (rivier) Higueras. De omgeving alleen is al de moeite waard om deze plek te bezoeken. Kotosh is een oud volk met een cultuur waar maar weinig van bekend is. De tempels en omringende gebouwen zijn 4000 jaar oud en 2000 jaar in gebruik geweest en behoren tot de oudste van Peru. Er is een klein museum met wat karakteristiek aardewerk en uitleg, maar zoals zo vaak zijn de meest bijzondere voorwerpen in een museum in de hoofdstad. De “Las Manos Cruzadas” (gekruiste handen; in de vorm van een aardewerk) in de zwaar gerestaureerde tempel zijn namaak, net zoals de tempel zelf. Van een oudere medewerker, waarmee we een praatje maken, hoorden we dat de toeristen worden weggehouden van de echte tempel en misschien is dat maar goed ook. Van de gekruiste handen zijn twee varianten, links over rechts en rechts over links, waarvan de ene als vrouwelijk en de andere als mannelijk wordt gezien. Twee kilometer hoger is er een grot met rotstekeningen die nog veel ouder zijn. Behalve dat er speciale toestemming nodig is om de grot te bezoeken, is de grot lastig te bereiken (enig klimmen is vereist).
Mede gezien het klimaat was dit een uitgelezen plaats om onze eerste was te doen. Voor onze kamer was er een groot balkon waar we het wasgoed in de wind konden laten drogen.
Er was Wi-Fi in het hostal, die bij de receptie goed werkte, maar in de kamer maar af en toe werkte, dus de foto’s zijn weer bijgewerkt.