Na een fruitontbijt met een graan-sojadrank zocht ik een taxichauffeur die wist waar “combis” (minibusjes) naar het dorpje Namora vertrokken. Het personeel van het hostal wist het niet / was niet erg duidelijk, maar misschien hadden ze daar belang bij, want ze verkochten ook tours naar o.a. Namora. We houden niet zo van tours, want het komt er meestal op neer dat je in te korte tijd naar teveel plaatsen wordt gesleept en er dus niet echt van kunt genieten. Ook kun je vaak niet de plaats waar je wilt eten vrij kiezen. Ik vond snel een taxi en we waren snel bij de combis. Ik denk dat we in een goed ritme zaten, want we vulden weer de laatste twee plaatsen van een combi op. (Eén van de plaatsen was afgezegd, want de naam was doorgestreept.) Onderweg stapte een vrouw met een jong kindje uit, dat ze moeiteloos op haar rug slingerde en vastzette met een doek.
Ongeveer een uur later waren we in Namora (2730 meter), een klein stadje dat de hoofdstad van een district is (de kleinste onderverdeling van Peru). Met wat hulp hadden we snel een gitaarbouwer met de naam Wilmer Cortez gevonden. Hij bestudeerde onze in Lima gekochte gitaar zorgvuldig en zei dat één van zijn drie broers hem gebouwd had. We stelden vragen en kregen uitleg en voorbeelden en leerden zo wat over het bouwen van een gitaar. Hij bouwt ongeveer één gitaar per week die aan “Lima” verkocht wordt voor ongeveer 300 sol (ca. 80 euro). We wandelden nog wat verder door het dorpje dat in Peru bekend staat om zijn kundige gitaarbouwers. We bezochten nog een andere “taller” (werkplaats), waar een wat oudere man met een ijzerzaag stukjes van een bot van een koe aan het zagen was voor de brug (bij de kop) van een gitaar. Bij weer een andere werkplaats zat een man buiten gitaren te lakken met sterk geurende “laca cristal” (kristallak). Veel van de huisjes in het dorp zijn nog (gedeeltelijk) gemaakt van adobe (gedroogde, gecraqueleerde aarde met stro).
Nadat we wat gegeten hadden, wachtten we op het belangrijkste kruispunt van het dorpje op een passerende combi naar het stadje San Marcos. Er stond een vrouw wol te spinnen. We hoefden niet heel lang te wachten, want al vrij snel kwam er een combi langs waar twee mensen uitstapten, zodat wij konden instappen. De combi reed door een vriendelijk groen berglandschap met veel landbouw. De aarde is hier rood van kleur. Ongeveer een uur later kwamen we in de hoofdstad van de provincie (een stap groter dan een district) aan. Omdat het stadje niet echt interessant was, besloten we om door te reizen naar de wat grotere stad Cajabamba. De familie van een winkeltje hielp ons met het vervoer en bood ons ook een plaats aan om te wachten. We genoten van “Musica Criolla Peruana”, oude Peruaanse walsen. Een passerende combi was helaas vol, maar ongeveer een uur later passeerde er een kleine bus (29 zitplaatsen) met plaatsen achterin voor ons. Er werd teveel geld gevraagd, maar dat kwam goed met een kleine onderhandeling. De man naast mij had oude, versleten kleren aan en stonk naar vlees. De warme bus stopte af en toe om mensen in en uit te laten stappen. Nu en dan werd er een kleine ijzeren ladder tevoorschijn gehaald om spullen van het dak te halen. Na bijna twee uur en enige spannende, smalle bruggen kwamen we in het grotere, maar niet heel drukke Cajabamba (2600 meter) aan.
We sliepen in een schone, ruime kamer met voldoende meubilair in het comfortabele hotel La Casona, waar we vriendelijk werden ontvangen. De douche had zelfs een goed werkende schuifdeur. Meestal spettert het water maar alle kanten op. Het warme water werd verzorgd met een “sistema solar” (zonneboiler) dat goed werkt. Ook was er voor de verandering een wc-bril aanwezig, die ook nog eens netjes vastzat.
’s Ochtends kookten we eitjes met onze dompelaar. Ik kocht er de avond ervoor drie voor een sol (iets meer dan 25 cent). Ik vroeg ook naar de prijs van twee eitjes en dat was 60 centimos, duidelijk afgerond in ons voordeel (1 sol = 100 centimos). Alles is hier overigens goedkoper dan elders. De grote vruchtbare Condebamba vallei met vele “campesinos” (landbouwers) zal hier wel wat mee te maken hebben.
’s Middags liepen we op ons gemak door de hoofdstraat, een winkelstraat zonder verkeer. H. liet haar haar knippen. We vulden onze koffievoorraad aan, ditmaal van het merk Cafetal. Achterop staat “café arábico peruano”. In kleine plaatsjes is gemalen, gebrande koffie nauwelijks te krijgen. De meeste mensen gebruiken hier oploskoffie. We zagen een “viringo” (Peruaanse naakthond) spelen met een andere hond. We aten op de markt, die gevestigd was in een gebouw met een mooi vormgegeven dak. De soepgroenten werden op heel aparte wijze gepresenteerd. Later in de middag verkenden we een lager deel van het stadje. We kwamen langs een “cementerio” (begraafplaats) en langs een recent geopende kunstgalerij met lokaal gemaakte schilderijen. De huizen in dit stadje zijn soms van moderne materialen gemaakt en soms van adobe of een combinatie van beide.
We kochten voldoende beltegoed voor de rest van de reis in een kledingwinkel. Internet kost bij de provider Claro 1 sol per dag (iets meer dan een kwartje per dag), als je iedere drie dagen een bundel van 50MB voor drie sol koopt. Je kunt een aantal bundels vooruit kopen, zodat je er niet te vaak naar om hoeft te kijken. De “chip” (SIM-kaart) kochten we in Lima voor slechts 6 sol (~1,75 euro). In Cajabamba is er HSDPA beschikbaar. De Wi-Fi verbinding van het hotel was matig. Het bijwerken van de foto’s is niet volledig gelukt.
Deze dorpjes en stadjes op deze route worden nauwelijks door toeristen bezocht. Door de vallei ligt de temperatuur hier wat hoger dan in Cajamarca en is het heel aangenaam.