Ik deed de deur open van een combi naar “central”, het busstation, die op het kleine plein van Patzcuaro in de rij stond. Even later werd de combi door een agent aangehouden, omdat hij op het plein gestopt was. Ik heb snel gezegd dat het “mi culpa” (mijn schuld) was en gelukkig kreeg de chauffeur daarom geen “multa” (boete). Normaal gesproken stopt een combi op een willekeurige plaats, hetgeen ook vaak aangegeven wordt met de tekst “paradas continuas” (continue stops), maar blijkbaar was er een regel dat er niet op het plein gestopt mocht worden. Op “central” konden we binnen vijf minuten weg met een “económico” bus naar de stad Morelia (1920 meter, 785.000 inwoners). Na een minuut of vijf, op het kruispunt bij highway 14, moesten we onverwacht overstappen op een andere bus. We stapten, net als de meeste mensen, ruim voor het busstation aan de rand van de stad uit. Hanneke droeg de etenswaren voor een oudere dame en kreeg daarvoor een zakje gesuikerde pinda’s aangeboden. Een aardige (christelijke?) jongedame wees ons de combi naar “el centro” en stond erop om deze voor ons te betalen.
De stad Morelia is genoemd naar José María Morelos. Dit is zijn handtekening:
We bezochten el acueducto, een aquaduct bestaande uit 253 bogen met een lengte van meer dan 1700 meter. Het aquaduct eindigt bij Fuente de las Tarascas (een bekend fontein) en is het grootste en belangrijkste aquaduct van Mexico. We liepen door het aangrenzende Bosque Cuauhtemoc, een groot stadspark. Voor het kinderziekenhuis was er een provisorisch tentenkamp van plastic zeilen waar ouders van zieke kinderen verbleven.
De volgende ochtend bezochten we Museo Regional Michoacano. Beneden in het koloniale gebouw was een prachtige archeologische collectie van de oude Tarascocultuur (vanaf 1500 voor Christus). Boven waren er voorwerpen van de Spaanse overheersers, die deze cultuur vernietigden. Het was een schril contrast in sfeer: beneden prachtige keramieke beeldjes, boven schilderijen van lelijke, soms pafferige overheersers. Helaas was het Museo del Estado (het museum van de staat Michoacán) gesloten voor een verbouwing.
Net als in sommige andere grote steden kwamen we mensen met draaiorgels tegen. De orgels worden letterlijk met de hand aangedreven en zijn vaak oorkwetsend vals. De kerstdagen waren in aantocht, dus er was veel versiering en verlichting en er waren levensgrote kerststallen, vooral op de pleinen.
We aten bij restaurante “Vegetalia” van een vegetarisch buffet. Enigszins tot onze verbazing was er een drankje en een toetje voor het weinige geld inbegrepen. De volgende dag aten we uitstekend in het restaurant Pozole een paar deuren verder dan het hotel, dat al bestond sinds 1970.
We sliepen in het eenvoudige, maar gezellige Hostal San Fransiskuni, waar we het moesten doen met een gedeelde badkamer (gedeeld met maar weinig mensen). De douche was klein, maar lekker warm. De kamer, met de naam “Tzintzuntzán” (“plaats van de kolibrie”, wat de naam van de laatste grote hoofdstad van de Tarasco’s was), was niet groot, maar we hadden een ruim dakterras met een mooi uitzicht recht voor de kamer. De hulp ontving ons en was duidelijk wat zenuwachtig dat ze het zonder “la jefa” (het hoofd, de bazin) moest doen. We spraken hier voor het eerst wat langer met andere toeristen, o.a. met een jongen uit Zwitserland, die meedeed aan een studie-uitwisselingsproject in Colombia. Er was een mooie wasbak, dus het was een mooie gelegenheid om de was te doen.
https://goo.gl/photos/tfayqmTh5SZ2GWE47
https://goo.gl/photos/XEN6Nf4bcUjARkdZ9
Het was heerlijk zonnig weer. De temperatuur was 22-23 graden.
Er was een betrouwbare HSDPA mobiele internetverbinding van Movistar en een goede Wi-Fi internetverbinding in de hostal. De Wi-Fi-verbinding wordt automatisch gebruikt om nieuwe foto’s te uploaden. Later plaats ik die dan in albums per plaats en/of bezienswaardigheid.
Het ziet er naar uit dat we zonder problemen naar huis kunnen over een dag of tien. Misschien wel jammer …