Met een marshrutka reisden we langs de oever van de door de ochtendzon glinsterende, cappuccino-kleurige rivier die de beboste bergen doorkruist naar het stadje Kashuri. Een passagier zat op een klein houten krukje naast de chauffeur. Het busje moest een keer voorzichtig tussen de koeien door die met een herder de provinciale weg aan het oversteken waren. We vroegen waar we moesten overstappen voor Kutaisi, onze bestemming. Tegenover een benzinestation van Lukoil wachtten we een minuut of twintig op een passerende marshrutka met vrije plaatsen. De plaatsen in een marshrutka zijn altijd “wie het eerst komt, wie het eerst maalt“. We kochten ondertussen een ‘kaasbroodje’ als ontbijt. De wat luxere, maar ook warme marshrutka stopte al na een paar kilometer voor een snel ontbijt. Voor ons was het een gelegenheid om de rugzakken achterin te leggen. Het eten werd op een grote houtkachel bereid. Een vrouw was bezig om met de hand deeg in een grote teil te kneden. Onderweg zagen we een pick-up truck met een paard in de laadbak. We daalden eerst over een goede weg met veel bochten af door de bergen. We gingen door een paar korte en één langer tunnel. Na de plaats Zestafoni (ook als Zestaponi geschreven), ongeveer halverwege, reisden we over een goede snelweg. Ongeveer tweeëneenhalf uur later werden we aan de overkant van het busstation van Kutaisi afgezet. We gingen met stadsbus 1 door naar het oude centrum.
Omdat we bij de “tourist information” uitstapten, stapten we daar ook maar even naar binnen. Meestal heb ik van tevoren al uitgezocht wat interessant is, waar het is en hoe we er moeten komen. Op het internet is steeds meer te vinden en zoiets als wikivoyage is al bijna een vervanging van de traditionele reisgids. We ontmoetten er de “twee andere toeristen” weer. We stapten met een overzichtskaart maar buiten en we gingen gezellig gezamenlijk eten op een terras. Daarna scheiden onze wegen weer, maar voor de grap zei ik “tot vanavond”.
We bezochten de grote, kleurrijke, overdekte markt, waar we walnoten, kersen (1 euro/kilo) en gerookte kaas kochten. We vroegen waar we wijn (“vino” werd prima begrepen) konden kopen en we werden naar een wat achteraf gelegen plekje nabij de markt gestuurd, waar we een hergebruikte, plastic literfles zelfgemaakte witte wijn kochten voor iets meer dan een euro.
De volgende dag bezochten we na een ontbijt met yoghurt, walnoten en honing de Prometheus grot. Met twee marshrutka’s (een half uur en 20 minuten reizen) reisden we via het plaatsje Tskaltubo naar de ingang van de grot, die nog niet volledige onderzocht is. De wat gezette chauffeur van de tweede marshrutka was erg aardig en zorgde goed voor ons. Voor Georgische begrippen is de toegangsprijs van de grot vrij hoog, ongeveer evenveel als een overnachting kost, maar voor ons is het nog steeds goed betaalbaar. De grot werd in 1984 ontdekt en pas in 2011 geopend voor het publiek. Er is een reeks grote, mooi verlichte hallen met geweldig mooie formaties. Er waren meer dan 800 traptreden naar boven en naar beneden. Het was zeer de moeite waard en zeker niet de zoveelste grot in een rij. Het boottochtje aan het eind zou ik de volgende keer wel overslaan. Terug in Tskaltubo aten we lobia (=zwartoogboon) en een tomaat-komkommersalade als lunch.
We sliepen in hostel Royal, onze goedkoopste en misschien wel gezelligste overnachtingsplek tot dan toe. We hadden een eigen kamer, met een donker bloemetjesbehang en een klein raam met dikke, platte tralies, maar de accommodatie is meer een kleinschalige jeugdherberg met een paar slaapzaaltjes en een paar kamers. Het huis is vanuit het midden naar twee kanten scheef. In het raam van de keuken staat een geranium, dus in zekere zin zaten we achter de geraniums 😉 Sommige van de drie matrassen in onze kamer waren oud, bij één strak er een veer door de bovenkant. We kozen de beste twee matrassen, die hard kraakten als we ons omdraaiden. Een Iraanse vrouw, die ons hartelijk ontving, was samen met haar broer de eigenaresse. Het hostel ligt dichtbij het centrum aan de brede, snel stromende rivier de Rioni, die de stad doorsnijdt, en naast een klein transformatorstation, dat we zachtjes horen brommen als we goed luisteren. Iets hogerop in dezelfde zijstraat is het luxe Bagrati 1003 spa hotel. We praatten voornamelijk met een jong Chinees meisje en een wat ouder Japans meisje. Vooral het Japanse meisje had al aardig wat gereisd, ook in minder toegankelijke landen. We deelden onze kersen en de honing die we nog hadden. De tweede douches waren prima in orde. De WiFi-verbinding was snel en werkte uitstekend.
Kutaisi is de tweede grootste stad van Georgië (ca. 200.000 inwoners). Het is merkbaar dat hier meer toeristen komen. Sommige van de marshrutka chauffeurs proberen het dubbele te rekenen van de reguliere tarieven. Je kunt je op straat wegen voor 20 of 30 თ (=tetri ~10 eurocent), maar daar beginnen we maar niet aan na al die khatchapuri’s (vergelijkbaar met een zachte pizza zonder tomaat) …
Het was warm, ruim boven de 30 graden, en zonnig. Aan het einde van de eerste dag regende het een beetje en hoorden we in de verte onweer, waarna de temperatuur een stuk aangenamer was. Gelukkig was er wat wind die voor verkoeling zorgde.