De weg wordt gedeeld door verschillende verkeersdeelnemers: mensen op blote voeten, ossewagens, paard-en-wagens, (brom)fietsen, auto- en fietsrickshaws, gewone auto’s, witte taxi’s, luxe en gammele bussen, mooi geschilderde vrachtauto’s, natuurlijk loslopende koeien, maar ook geiten en schuwe honden.
De weg heeft meestal brede schouders (bermen), die hard nodig is voor in onze ogen roekeloze inhaalmanoeuvres, welke hier als heel normaal worden beschouwd. De tegenligger of degene die ingehaald wordt, gaat gewoon de berm in als het niet gaat lukken of er wordt gewoon hard geremd en teruggestuurd.
Uiteraard gaat één en ander gepaard met luid, of vaker oorverdovend, getoeter. In de bergen wordt er bij elke (haardspeld)bocht getoeterd. Als de chauffeur niet weet dat hij dat moet doen (onwaarschijnlijk), wordt dat wel duidelijk aangegeven met borden met de tekst ‘sound horn’, dat ook achterop de meeste vrachtauto’s staat (zeker op die gevaarlijke stoffen vervoeren). De bus heeft soms een hele lage toeter, maar ook wel eens een beetje zielige hoge toeter, met name de staatsbussen. Heel eigenaardig is het geluid van achteruitrijdende auto’s. Dit kan het geluid van tsjilpende vogels, lelijke hoge fluittonen of hele melodieën zijn.
Vele voertuigen zijn versierd met bloemen, waarschijnlijk om verkeersongelukken af te wenden. We hebben ook een keer een bus bij een tempel gezien, die een ritueel onderging, voordat een groepje priesters instapte.