In een volle combi reisden we in ongeveer drie uur over een pas van zo’n 3700 meter van de grote stad Cajamarca naar het kleine bergstadje Celendín (ca. 2700 m). De hobbelige, half verharde weg was mooi. We zagen kleine ezels, die vier ouderwetse melkbussen droegen en vingen een glimp op van het primitieve landelijke leven dat de mensen hier leiden.
We sliepen in de sfeervolle hospedaje Maxmar. De betonnen vloer was lang geleden geverfd en het weer had de houten balustrade al behoorlijk aangetast. De kussens van de krakende houten bedden waren gevuld met stro. ‘s-Nachts tikte de regen op het golfplaten dak.
De volgende ochtend reisden we met een vrijwel lege bus van empresa Movíl verder naar Leymebamba (zes uur). Na eerst omhoog gegaan te zijn, daalden we weer af om een rivier op ca. 1000 meter over te steken. Daarna gingen we een pas van 3600 meter over om tenslotte aan te komen in het kleine bergdorpje op ca. 2200 meter.
De weg was spectaculair, een attractie op zich. Je zou ook kunnen zeggen dat de weg de reis is. Als je hoogtevrees hebt, kun je hier beter niet reizen. Een groot gedeelte van de weg kijk je minstens enkele honderden meters recht naar beneden. De vele haarspeldbochten laten je haren recht omhoog staan. Hier en daar is een stukje weg naar lager gelegen delen verhuisd. Hetzelfde was recent gebeurd met een kleine vrachtwagen die een bocht had gemist …
Bovenop de bergen gingen we dwars door de wolken (“zona neblina”). De wolkenpartijen waren door het regenachtige weer enorm.
De natuur is zeer afwisselend, van mooie glooiende groene weiden tot kale rotsen begroeid met enorme cactussen, tot berghellingen begroeid met kleine bomen die op hun beurt weer begroeid zijn met lange epifyten. Waar dat mogelijk is, zijn er kleine plantages, soms op bijna onmogelijke hellingen van meer dan 45 graden.
We mochten naast de chauffeur zitten, waar de grootsheid van de bergen nog meer op je af komt. De Andes wordt niet voor niets één van de mooiste bergketens van de wereld genoemd. De Zwitserse bergen zijn hier maar een miniatuur versie van.
De bus reist dagelijks van Cajamarca naar Chachapoyas, een reis van zo’n 12 uur. Om deze reden zijn er twee chauffeurs. Aangezien we geen haast hebben en er overal wat te zien is, gaan wij deze weg in gedeelten reizen.
We overnachten in hospedaje la Petaca, met aan de overkant van de plaza een kerk met twee ruwe stenen torens en een bizarre elektronische Big Ben klok, die ‘slaat’ van zes uur ‘s-ochtends tot negen uur ‘s-avonds. We aten heerlijke trucha frita (gefrituurde forel) in een restaurantje enige huizen verderop. Ik dronk er voor deze ene keer Inca Kola bij. Het smaakt een beetje naar ouderwetse kauwgomballen. Het is geel gekleurd met de discutabele kleurstof tartrazine. Er zit ook cafeïne in, dus dat wordt een opgewekt dagje!
Voor degenen die op zoek zijn naar een eenvoudig leven tussen aardige, niet gehaaste mensen met schone berglucht: een huis kun je hier voor 25 euro per maand huren.
De volgende dag liepen we langs de rivier (rio Utcubamba), waarvan het bruine water volgens mij rechtstreeks uit de kraan komt. We zagen een aantal adelaars boven de rivier circelen. Na de lunch gaan we met de bus mee naar el Tingo (ca. een uur), dit keer met empresa Virgen del Carmen.