okt 052013
 

Met een bus van Rey Latino reisden we vanuit Arequipa in ongeveer drie uur door een dor en droog bergachtig landschap naar het dorpje Corire (ca. 2000 inwoners, 517 m). Het regent hier alleen een beetje in januari en februari.

Het landbouwdorpje ligt in een groene vallei aan een rivier van enige omvang. Er wordt voornamelijk rijst en graan verbouwd. Het dorp heeft een eigen fabriekje waar het graan gemalen wordt.

De mensen zijn hier wat meer timide dan in de grote steden, maar zeer vriendelijk en behulpzaam. Als het contact eenmaal gelegd is, komt er vaak al snel een glimlach.

We sliepen in het eenvoudige hostal el Oscar en werden langzaam wakker door vrolijk vogelgekwetter en het gekakel van kippen. Het was voor het eerst dat we onze klamboe gebruikten tegen kleine insectjes. We werden goed wakker tijdens de niet al te koude douche.

Na een eenvoudig en lekker ontbijt bij een ‘panaderia’ (bakker) gingen we te voet, langs lichtgroene rijstvelden en akkers met grote artisjokkenplanten en overal kanaaltjes, naar het dorpje la Candelaria, waar we kaartjes kochten en uitleg kregen hoe we verder naar de petroglyphen van el Toro Muerte (de dode stier) moesten lopen. Onderweg zagen we de eerste condor tijdens deze reis. We doolden door het zand tussen de vele rotsen door, waarvan er zo’n 3000 (!) tekeningen hebben van dier- en mensfiguren en soms geometrische figuren. Er zijn afbeeldingen van slangen, ‘llamas’, herten en vogels. Ze zijn ongeveer 1000-1500 jaar oud en gemaakt door de Wari.

We gingen dwars door het droge land terug. Het laatste stuk volgden we een droge rivierbedding en onderweg vonden we een klein bronnetje, waarvan we een paar slokken dronken. Terug in la Candelaria zagen we drie mannen, zoals ze het zelf noemden, ‘cielitos’ (cielo = hemel) drinken. Een mooie bijnaam voor bier. Hanneke moest haar contactlens uitdoen, omdat er zand onder was gekomen. Een oud vrouwtje keek uit een raam met grote ogen toe, want ze had nog nooit contactlenzen gezien.

Tussen de middag aten we ‘pejerey’, kleine gefrituurde, gelige visjes, gevangen in de nabije rivier, met ‘lentejitas’ (linzen). De ‘refresco’ was dit keer gemaakt van mango.

We gingen beiden naar de kapper, want ons haar groeit door het warme weer snel. Terug in de hostal waste ik onze vuile kleren, die ik over hetzelfde touwtje hing, waaraan ook onze klamboe hangt.

Tot onze verrassing was er ’s avonds markt, hetgeen ongebruikelijk is, maar het is waarschijnlijk om de warmte van de dag te vermijden. Later op de avond was er discomuziek, die later overging in latinomuziek en tot het licht werd, was er nog karaoke.