Het was een lange, maar comfortable reis van Puno naar Cusco (8 uur). De weg was goed en er waren geen hele grote hoogteverschillen. We zaten boven voorin de dubbeldeksbus, dus we hadden een geweldig uitzicht. De bus liep bij twee controleposten vertraging op, omdat een vrouw geen DNI (Documento National de Identidad) had. Niettemin mocht ze toch steeds met de bus mee. Naarmate we dichterbij Cusco kwamen werd het landschap groener. Er waren veel eucalyptusbomen, een gedeelte aangeplant.
We aten eerst een lekkere, kleine pizza uit een houtgestookte steenoven. Een kleine pizza wordt hier ‘personal’ genoemd (groter zijn ‘mediana’ en ‘familiar’).
We vonden onderdak in het aangename Yuri’s house hostal. Voor de verandering zijn de muren geel geverfd, maar de tegels zijn, zoals vaker, rood. De elektrische douche was hier zelfs 5500 watt! We waren net binnen toen het ging regenen. Gezellig tikten de druppels tegen het golfplaten dak. Vanuit de gemeenschappelijke keuken is er een mooi uitzicht over Cusco (3399 m). Veel latino’s, meest uit Argentinië, overnachten hier. Westerse toeristen hebben we in de hostal niet gezien.
De volgende dag bezochten we achtereenvolgens Tambo Machay, Puca Pucara, templo de la Luna (de tempel van de maan), Qenko en Sacsayhuaman. We lieten ons door een bus afzetten bij de hoogste Inca-ruïne en liepen over de weg en door de velden langs de andere ruïnes terug, aan het eind over een trap naar het lagergelegen Cusco.
Tambo Machay was een badplaats van de Inca’s (tempel van het water). Het is niet groot. Het water stroomt er nog steeds. Puca Pucara betekent rood fort. Het vervallen fort heeft een mooi uitzicht op de vallei met op de achtergrond groene bergen. We kochten brood, kaas en een banaan als middageten in het gehuchtje Wayllarqacha. El templo de la Luna staat niet in onze reisgids. We werden de weg gewezen door een aardige Peruaan. Het is een hoge rots met grote trappen en er zijn diverse spleten en grotten. Één van de grotten is een heilige plaats en mocht niet met schoenen worden betreden. Met een donkere regenlucht boven ons vervolgden we de weg naar Qenko. Q’enko betekent labyrint of zigzag en had een religieuze functie. De spekstenen rots is op diverse manieren bewerkt. Het lager gelegen deel heeft een tunnel met diverse nissen en spleten. Als laatste bezochten we het grootse Sacsayhuaman (“sexy woman”). Cusco is door de Inca’s in de vorm van een poema gebouwd en Sacsayhuaman vormt het hoofd van de poema. Het is een 600 meter lange, zigzaggende verdedigingsmuur met grote, kunstig gestapelde stenen en enige tempels. In juni is er het zonnefeest Inti Raymi.
De dag erna bezochten we museo de Arte Contemporáneo (officieel op zondag niet open) en museo Histórico Regional y Casa Garcilaso (één van de weinige musea die op zondag open zijn). Het kunstmuseum had een paar aardige werken, maar het historische museum had naar mijn smaak veel te veel religieuze werken.
Tussen de middag aten we in de Mercade Central, de centrale markt. Het was lekker, maar erg hygiënisch werd er niet met de borden, glazen en eten omgegaan. Daarna dwaalden we met plezier door de gezellige marktbuurt. We kochten een paar kleine dingetjes, Hanneke liet de batterij van haar horloge vervangen en we kochten een ons vers grofgemalen koffie uit Quillabamba, die goed bleek te smaken.
Ik ben tweemaal eerder in Cusco geweest. Cusco is in de loop van de jaren erg toeristisch geworden. Het Boleto Turístico General is daar een voorbeeld van. Zonder dit voor Peruaanse begrippen dure ticket (ca. 35 euro) kun je in Cusco en omgeving, inclusief Pisac, weinig ondernemen. Ter vergelijk: elders in Peru zijn de toegangsprijzen omgerekend ca. € 2,50. Laten we hopen dat het geld bij de juiste mensen terechtkomt.
De meest voorkomende muzieksoort in Peru is de ritmische ‘huayno’. Deze dansmuziek hoor je overal. Deze muzieksoort stamt nog uit de tijd van voor de Spaanse bezetting (om het netjes te zeggen).