jan 132008
 

Gisteren en eergisteren zijn we met een lokale gids meegeweest naar het nationale park Doi Phukha (ca. 100 kilometer van Nan) Hij heette Samak en sprak aardig Engels, hoewel we moesten wennen aan zijn sterke Thaise accent.

Eerst bekeken we de waterval Sapan, daarna de zoutwinning in het dorpje Bo Kluea. Daar halen ze zout water met een emmer uit een put van enkele tientallen meters diep en gooien het in grote potten, die verbonden zijn met leidingen die steeds in een hut van een familie uitkomen. Het zoute water gaat daar in een grote schaal die wordt verhit met een langzaam brandend houtvuur. Na verloop van tijd wordt het ingedampte zout met een mand uit de schaal gehaald en na een poosje uitdruipen verpakt. Het is moeilijk voor te stellen dat daar in de bergen ooit een zee was.

Daarna gingen we naar de start van een korte trekking, aan een weg, naast een riviertje. Het kostte ca. drie uur om langs een kronkelend, sterk stijgend pad naar het dorpje Thai Lua te gaan. De mensen van dit dorpje zijn herkenbaar aan een redelijk groot vierkant gaatje in hun oren. Er wonen ca. 20 families in zo’n 20 primitieve huizen, totaal zo’n 200 mensen. Er komen hier vrijwel geen toeristen. De regering heeft niet lang geleden voor zonnepanelen, voor verlichting en radio, en waterleidingen gezorgd. Sommige ouderen weigeren nog steeds om water uit een leiding te drinken. De mensen zijn niet Boeddhistisch, maar animistisch en leven van wat ze in het oerwoud vinden en de dieren die ze houden (kippen, varkens en buffels). In de droge tijd leven ze ook van rijst van buitenaf.

‘s-avonds hebben we goed gegeten, eigenlijk meer dan we hier gewend zijn. We hebben nog een poosje bij een kampvuurtje gezeten en van de heldere sterrenhemel genoten. De nacht brachten we door in een ruime, maar net iets te koude tent bij het speelveld van het dorpsschooltje.

De volgende dag hebben we na het bewonderen van de zonsopgang en het ontbijt (rare witte, zoete broodjes gevuld met paarse aardappelpuree en een mok thee) het dorp uitgebreider bekeken. We zijn één van de huizen binnengeweest. De mensen leven heel primitief en zijn nogal onverzorgd (behalve misschien het kauwen op bladeren om hun tanden en kiezen in orde te houden; duidelijk herkenbaar aan de rode mondhoeken en lippen en donkere tanden).

De weg terug was minder vermoeiend, maar wel een grotere belasting voor onze knieën: weer omlaag. Op de weg terug kregen we nog een uitgebreide lunch en hebben we bij/in de waterval Tad Luang gezwommen.

Vandaag zijn we uit het gebied dat grenst aan Laos teruggereisd naar de grote stad Chiang Mai. Dit ging wat minder gemakkelijk, omdat het zondag was. De geplande bus was vol, dus moesten we overstappen in Phrae (minibus) en Lampang.

Morgen zijn we van plan om naar Pai te gaan, een stadje op de Mae Hong Son lus (twee snelwegen die in Chiang Mai uitkomen), een gebied dat grenst aan Myanmar.

img_68891.JPGimg_69451.JPGimg_69371.JPGimg_70781.JPG