okt 222011
 

Yungay (2500 m) is leuk plaatsje, slechts 20 minuten reizen met een combi vanaf Caraz. Boven de Plaza de Armas (centrale plein) staat een vrij grote kerk, die ongebruikelijk rond is en een mooi houten dak heeft. Aan de binnenkant is het aangenaam ruim. Het hout van het dak is aan de binnenkant mooi ingelegd. Achter het altaar staat “Yo soy el pan de vida” (IK ben het brood van het leven).

We slapen op de bovenste verdieping van de heel goedkope, maar goede hostal Sol de Oro (Zon van Goud). Het water in het dorp is op rantsoen, dus we konden niet onder de douche. Het warme water was te heet om onder te staan.

In de straat van onze hostel was een kleine kermis. Heel apart is het spel “tira plata” (geld gooien). Met muntjes van 10 céntimos (ca. 3 eurocent) gooi je van een afstandje op een grote tafel, die in kleine, gekleurde vakjes is verdeeld met cijfers van 10 tot 100. Je krijgt zoveel céntimos als de cijfers aangeven van het vakje waarop je muntje blijft liggen. Het verraderlijke zijn de ogenschijnlijk kleine, witte randen om de vakjes. Valt je muntje hier voor een deel op of van de tafel, dan krijg je niets. Voor de lol hebben we met vijf muntjes meegespeeld. Na een grote winst aan het begin, verloren we uiteindelijk al onze muntjes (ca. 15 eurocent).

De volgende dag liepen we naar Yungay Viejo (Oude Yungay; 1,5 km), een plek die ik al eens eerder bezocht. De officiële naam is Camposanto. Het is een begraafplaats en een monument voor een grote ramp, die in 1970 plaatsvond. Een aardbeving zorgde ervoor dat er een stuk van de gletsjer van de enorme berg Huascarán (6768 m) afbrak. Het stadje,  ruim 4250 meter lager, werd voor een groot deel bedolven. 20.000 mensen lieten het leven.

De begraafplaats is een grote, ronde heuvel, die uit vier lagen bestaat. In de wanden van elke laag liggen rondom mensen begraven in kleine, genummerde kamertjes. De rijkere of belangrijkere mensen liggen begraven op de plateau’s van één van de lagen. Bovenop is er een groot, wit beeld van Jezus met enigszins vrouwelijke trekjes.

Beneden is het bedolven dorp, waarop een mooi, goed onderhouden park met veel bloemen in de vorm van een kruis is aangelegd. Je loopt dus letterlijk over de bedolven huizen. De resten van de kathedraal liggen aan het eind aan de oppervlakje, net zoals de resten van een totaal verwrongen bus. Helemaal aan het eind staat nog een kerkje die op veel foto’s van Huascarán staat (o.a. op die van wikipedia, maar ik vind mijn foto uit 2005 mooier). Helaas konden we Huascarán niet zien, vanwege de dichte bewolking. ‘s-Middags ging het dan ook een poosje hard regenen.

Op de alternatieve terugweg spraken we een wat oudere, meer welgestelde man (Pepe). Hij liet een huis/winkel bouwen voor zijn kinderen nabij het monument. Hij vertelde ons o.a. dat een stenen huis 10% meer kost dan een adobe huis. Een klein prijsverschil voor de veel grotere veiligheid in het geval van een aardbeving. Zijn vader was Spaans, wat ongetwijfeld een verklaring is voor zijn grotere rijkdom en bredere visie.

De Russen hebben na de ramp houten huizen met zinken daken gebouwd. Op de terugweg zagen we er enkele staan. Ze zijn nog in vrij goede staat.