We aten de laatste boterhammen van het lichte volkorenbrood dat we de dag ervoor kochten met la Vache qui rit (puntjes zachte kaas in zilver papiertjes) en verlieten het hotel in Safi met onze kleine rugzakjes. We liepen naar het busstation met het idee om kaartjes voor de CTM-bus van 11:30 te kopen en daarna op ons gemak een espresso te drinken. Het liep anders, want een bus van een andere maatschappij (Trans Chihab du Sud) was om 10:00 klaar voor vertrek naar Essaouira. We kochten snel een fles water en na het instappen vertrok de bus meteen. De bus reed vrij snel, maar stopte ook redelijk vaak, zodat het ca. 2,5 uur kostte om de ruim honderd kilometer naar Essaouira (oude naam: Mogador) te overbruggen. Het landschap werd langzaam bergachtiger, want we kwamen in de buurt van het Atlasgebergte.
We overnachtten in hotel Eddaize, niet ver van Bab Doukkala (bab=poort, deur) in één van de oude hoofdstraten van de medina, waar we een goede deal maakten voor twee nachten. De kamer is groot en hoog met een houten plafond, gesteund door dikke balken. Er is een moskee vlakbij, maar de imam houdt het ’s ochtends gelukkig kort. Jammer genoeg bleek de beloofde warme douche een koude te zijn :-(.
Tussen de middag aten we een heerlijk warme schotel uit een tagine: groenten, citroen aardappelen en kip (die ik aan Hanneke gaf). In de middag slenterden we door de soms wat toeristische medina en bezochten we de haven waar veel, vaak gebruikte vissersbootjes lagen. Ze worden nog steeds op traditionele wijze van hout gemaakt.
Het waaide hard, maar het was niet echt koud (ca. 18-23 graden). De eerste keer dat we hier, al lang geleden, waren, was het snikheet en zouden we blij geweest zijn met een verfrissende wind.
De koffie in een koffiehuis buiten de medina smaakte ons goed. Later op de dag dronken we thee in een koffiehuis met een eerder gekocht stukje cake van minder dan een kwartje, zoals we dat wel vaker doen. De mannen – vrouwen zie je bijna nooit in een koffiehuis – zaten naar internationaal voetbal op een grote televisie te kijken. Opmerkelijk was dat de bediening werd gedaan door een vrouw.
In hetzelfde Berber-restaurantje, niet meer dan een paar vierkante meter en een terrasje met plastic tafels en stoelen, aten we ’s avonds harira met vers gebakken brood. Het eten in Marokko is een groot genot!
Essaouira is beroemd om zijn houtsnijwerk. Met name de wortels van de thuja worden gebruikt om diverse voorwerpen, zoals schaaltjes, potjes en doosjes, maar ook grote, prachtig ingelegde tafels, te maken. Het hout is donker en vaak zwart gevlekt. De vele kleine winkeltjes aan de rand van de medina geurden heerlijk naar het hout. We kochten een klein potje als aandenken voor omgerekend een euro.
We bezochten ook een muziekwinkeltje, waar onder andere de guembri werd verkocht. Dit instrument met drie snaren van de darm van een geit, waarvan de vierkante, houten klankkast wordt bedekt met de huid van een dromedaris, wordt hier gemaakt en bespeeld. Elk jaar is er in juni een festival gewijd aan de Gnaoua-muziek.
We bezochten de noordelijke bastion, waar het flink waaide en de golven beneden ruw tegen de rotsen beukten. De originele kanonnen, afkomstig uit Barcelona, anno 1777, staan er nog.
In de oude, vervallen wijk bij de muur aan de zee bezochten we een nog in gebruik zijnde kleine synagoge. 99% van de mensen is hier moslim, maar er zijn ook kleine minderheden christenen en joden. De meeste mensen stammen hier af van de Berbers en er zijn zelfs nog groepen die 100% Berber zijn.
Ik liet mijn haar in een klein winkeltje knippen. Dat kun je hier rustig laten doen, behalve dat het goedkoop is, wordt je haar ook uiterst zorgvuldig geknipt.
Onze volgende bestemming zal Agadir zijn, waar het waarschijnlijk weer een beetje warmer is, omdat het een beetje dichterbij de evenaar ligt.