Toen we met de bus aankwamen in Beyşehir (ca. 2,5 uur van Konya) regende en waaide het. Later hoorden we dat het de eerste regen eerst sinds mei was. We mochten even schuilen in het kantoortje van het benzinestation, ongeveer twee kilometer van de stad. Daarna liepen we naar de rand van het meer en de stad en over een door Duitsers gebouwde dam. De onheilspellende onweerslucht, het blauw-groene meer en de hoge bergen in de verte vormden een fotogeniek tafereel. We kozen voor de ruime kamer van ‘otel’ Haceliler in het centrum van de stad, omdat het ‘pansiyon’ aan het meer ons niet beviel. ’s Ochtends hadden we lauw water, wat ongetwijfeld te wijten was aan het bewolkte weer (het warme water wordt vaak verzorgd door zonneboilers).
Aan het einde van de dag bezochten we de kleurrijke groentenmarkt, waar de waren meestal op een zeil op de grond onder een parasol waren uitgestald. We gingen van parasol naar parasol, omdat het nog wat regende en namen hopelijk mooie foto’s. Een paar straten dichterbij aten we bij een ‘lokanta’ (bepaald soort restaurant) heerlijke kikkererwten en witte bonen met saus en met verrukkelijk vers Turks brood.
De volgende dag bezochten we de door de UNESCO beschermde Eşrefoğlu Camii, een moskee gebouwd door Seyfeddin Süleman tussen 1297 en 1299. Het is een bijzonder Seldjoeks (pre-Ottomaans) gebouw met 42 cederhouten pilaren, die de 480 balken die het platte dak dragen, ondersteunen. De verhoging voor het vrijdaggebed is gemaakt van walnoothout. De ‘mihrab’, welke de richting naar Mekka aangeeft, is van karakteristiek, turkoois keramiek. Bovenin zijn 35 vensters die een zacht licht naar binnen laten. Vroeger zat in het dak een gat (nu zijn er ramen) waar sneeuw doorheen viel. De sneeuw werd opgevangen in een grote, vierkante put onder het gat. Blijkbaar was dit nodig voor voldoende vochtigheid in de zomer om het hout goed te houden.
Langs het meer liepen we terug naar het centrum, waar we een uitgebreide lunch aten.