jun 012016
 

Mede omdat we een slechte ervaring met de bus heen hadden, namen we een “carro” terug van het dorpje Chacas, oostelijk van de cordillera Blanca, naar het stadje Carhuaz, westelijk van de cordillera Blanca. De jonge, intelligente chauffeur reed behendig door de vele bochten. We vertrokken met de zon in onze rug en we hadden geruime tijd een spec-ta-cu-lair uitzicht op de door de zon beschenen oostelijke zijde van de grootse Huascarán bedekt met “eeuwige” sneeuw, en na de lange tunnel door de berg, die fungeert als bergpas, hadden we ook geruime tijd een spectaculair uitzicht op de westelijke zijde van Huascarán, de zijde die de meeste toeristen in de verte zien. Het natuurschoon is hier op zijn mooist. Waarom zou je thuisblijven?

Na de tunnel daalden we via vele tientallen haarspeldbochten en talloze andere bochten in zo’n 20 minuten 1000 meter af naar de vallei van het nationale park Huascarán. Bij de ingang van het park was er een veemarktje gaande. Na ongeveer twee uur, aanmerkelijk sneller dan met de bus, werden we op de plaza van Carhuaz afgezet. Voor het middageten gingen we terug naar een restaurantje waar we al een goede ervaring hadden en dat viel zeker niet tegen. De mensen vonden het ook een compliment dat we terugkwamen.

Met een goed gevulde buik liepen we naar de weg aan de rand van het stadje, waar we zo in een “colectivo” naar Caraz (“slechts” 2242 meter; ruim 25.000 inwoners) konden stappen. De rit duurde met 10 minuten wachten op passagiers in Yungay minder dan een uur.

Omdat de reisgids maar beperkt informatie verschafte over de bezienswaardigheden in de directe omgeving van Caraz, wonnen we informatie in bij het bureau voor toerisme. We werden keurig geholpen door een wat autistisch overkomende jongeman.

We bezochten het uitstekende, gratis (bijzonder in Peru) gemeentemuseum van Caraz, dat hoewel het al lang bestaat in geen van de reisgidsen wordt vermeld. (je vraagt je af waarom.) Er was een kleine, maar mooie collectie, onder andere met prachtig aardewerk en de kleinste mummie van de wereld.

Met een mototaxi bezochten we de archeologische vindplaats nabij het stadje met de klinkende naam Tumshukayko. De vindplaats is niet groot, maar wel interessant en mooi gelegen. Ook deze bezienswaardigheid wordt niet in de reisgidsen vermeld, wat ook wel een reden geweest zal zijn, naast dat hier maar weinig toeristen komen, dat we de vindplaats helemaal voor onszelf hadden.

Caraz bleek een grote, levendige markt te hebben een paar blokken boven de plaza, waar we diverse, hopelijk mooie foto’s maakten.

We sliepen in een fijn bed in een fijne, rustige kamer van hostal Chavín (hoewel we nog wel een poosje het vuurwerk hoorden dat op de “plaza”, een paar blokken verder, werd afgestoken i.v.m. de aankomende verkiezingen op 5 juni). Dit was de eerste overnachtingsplek met een zonneboiler.

In het hostal was er een goede Wi-Fi verbinding beschikbaar, dus de foto’s zijn weer bijgewerkt.