nov 152010
 

Met het transport naar Dana (ضانا) hadden we weer veel geluk. Toen we op het busstation van Karak stonden te wachten op een mini-busje naar Tafila, bood een aardige taxichauffeur ons aan om ons direct naar Dana (> 1500 m) te brengen voor een zeer schappelijke prijs. Hij kwam uit Ma’an (معان), verder zuidelijk dan Dana. Hij had waarschijnlijk mensen naar Karak gebracht. Op vrijdag, wat voor de Islamitische wereld als een zondag is, valt hier het publieke transport vrijwel stil, dus we hebben niet lang getwijfeld. Bovendien is het publieke transport in het zuiden van Jordanië sowieso beperkt.

Dana is een klein, 15e eeuws, Ottomaans dorpje, dat een generatie geleden verlaten is, maar nu weer bewoond is vanwege de toeristen die het grootste natuurreservaat van Jordanië komen bezoeken. Aan de rand van het charmante dorpje of wat hoger vanuit het bezoekerscentrum is er een prachtig uitzicht op een grote canyon. Vooral met zonsondergang zijn de kleuren adembenemend. In het donker zijn in de verte de lichten van Jeruzalem en een stuk of vijf andere grote plaatsen in Israël zichtbaar.

Het is een heerlijke plaats om te verblijven. We overnachtten in het Dana hotel van de Sons of Dana coöperatie. De inkomsten komen ten goede aan de lokale bevolking in de vorm van medische en sociale projecten. Ik hoop dat het toerisme hier bescheiden blijft, maar ik ben bang dat het dorpje in een paar jaar snel zal veranderen. Er komen nu al toergroepen langs.

In het natuurreservaat leven ongeveer 180 soorten vogels en 45 soorten zoogdieren, waarvan er 25 met uitsterven bedreigd worden. Verder zijn er 100 archeologische vindplaatsen en werd er 6000 jaar geleden al koper gewonnen. De ooit grootste smelterijen van het Midden Oosten worden in de bijbel genoemd.

‘s-ochtends zochten we de grootste van de vijf waterbronnen op. Hoewel het water drinkbaar is, is de omgeving van de bron vervuild met plastic e.d. Wat verderop bloeiden er een soort gele krokussen midden in het zand.

Ik ben aan het einde van de middag zo’n 500 meter naar beneden en weer omhoog gegaan. In de verte hoorde ik een uil, maar verder heb ik geen wild gezien. De stilte beneden is oorverdovend en de kleuren van de rotsen zijn ongelofelijk, zeker met de ondergaande zon.

Misschien gaan we op de terugweg naar het Noorden nog een paar dagen naar deze plaats.