nov 172010
 

Tamara, een Amerkaanse vrijwilligster in het Dana hotel, moest naar Amman om een pakketje af te halen. Wij mochten met haar taxi mee. We werden afgezet aan de Desert highway, één van de drie snelwegen die noord-zuid door Jordanië lopen. Eerder reisden we al langs de King’s highway van Madaba naar Karak, die vroeger door de Nabataeans en de kruisvaarders werd gebruikt. We kregen een betaalde lift in een luxe auto naar Ma’an. Daar moesten we nog naar het busstation lopen. De bus was al bijna vol toen we aankwamen, dus we gingen snel weg. Het is maar ongeveer drie kwartier naar Wadi Musa (وادي موسى), het zeer toeristische stadje nabij Petra (البتراء).

We overnachtten vier nachten in het Peace Way hotel. In Dana hebben we van een Nederlands stel kaartjes voor Petra gekregen (bedankt!) die nog één dag geldig zijn, dus we hebben in de middag gelijk al rond kunnen kijken. Later ontdekten we dat meerdaagse kaartjes niet overdraagbaar zijn (het paspoort wordt geregisteerd). De toegangsprijs is deze maand ongeveer verdubbeld, naar 50, 55 of 60 dinar voor respectievelijk 1, 2 of 3 dagen (een dinar is op dit moment ongeveer een euro waard). In dit land, waar een broodje falafel een kwart dinar kost, is dat erg veel geld.

De sfeer is hier heel anders dan in Dana. Het is letterlijk het andere uiterste. Er zijn heel veel toeristen, zo’n half miljoen per jaar, en de Jordaniërs zijn hier vaak, maar gelukkig niet altijd, kortaf en zakelijk. De kinderen zijn soms heel vervelend, dus ik ben bang dat dit niet gaat verbeteren. Als Petra niet zo indrukwekkend was geweest, had ik hier de volgende dag meteen weggegaan.

Gelukkig is Hanneke niet allergisch voor de vele paarden en ezels die gemakzuchtige toeristen door het uitgestrekte Petra vervoeren. Dit was overigens de reden dat we de kaartjes hebben kregen, de vrouw van het stel was te allergisch voor de paarden om nog een tweede dag te kunnen gaan. De paarden die drie zwaarlijvige mensen in een wagentje naar boven brengen hebben het zwaar. De prijzen zijn belachelijk hoog, voor een ritje op een ezel wordt zonder blikken of blozen 35 dinar gevraagd. Blijkbaar zijn er genoeg toeristen die vermoeid genoeg zijn om dit ervoor te betalen. Wij verlieten in ieder geval Petra langs de achteruitgang langs een weg naar een klein, hoger gelegen dorpje, waar we een betaalde lift terugkregen.

De gebruikelijke weg naar het centrum van Petra is door de 1200 meter lange Siq, een smalle canyon, gevormd door tectonische krachten. Aan het einde van de Siq zie je al-Khazneh, de schatkamer, hét icoon van Petra. Verderop is er een straat met façades, een theater en de koninklijke graven. Hierna komt het centrum van de stad, met onder andere een straat met pilaren (Romeinse invloeden) met aangrenzend onder andere drie marktplaatsen, het koninklijke paleis, twee tempels en een kasteel (Qasr al-Bint). Veel verder zijn we de eerste halve dag niet gekomen.

De tweede dag bezochten we te voet al-Wu’ira, een vervallen kasteel van de kruisvaarders, strategisch gelegen vanwege de diepe kloven die de rots omringen, waarop het kasteel is gebouwd. Er is een mooi uitzicht op een schitterend rotsachtig, oud landschap. Het regende een paar druppels. Hier komen slechts weinig toeristen.

De derde dag brachten we van ‘s-ochtends vroeg tot laat in de middag in Petra door. Nadat we de lange Siq door hadden gelopen, bezochten we de hoge offerplaats, waar er een mooi uitzicht is op het centrum van de stad en de koninklijke graven. Bij de naburige Obelisken vonden we een geocache. Helaas troffen we daar ook een verwaarloosde en gewonde ezel aan. Het zadel was gebroken en hing los bij de buik van het arme dier. Ik heb het zadel losgemaakt en weggegooid. We hebben dit gemeld. Bij de ingang wordt hierom verzocht door the Brooke Foundation. Na deze wat mindere ervaring bezochten we de kerk van Petra, waarvan de prachtige mozaïeken, meest dierenfiguren, bijzonder goed bewaard zijn gebleven. Daarna beklommen we de ca. 800 treden naar al-Deir, het klooster, wat mij betreft het hoogtepunt van Petra. Het pad is spectaculair, net als het uitzicht op de top. We gingen terug langs de koninklijke graven. Het had even geregend, dus we hadden geen last meer van het stof. Verder was het bewolkte weer, heel aangenaam voor het anders hete Petra. Gisteren was het vastendag voor Id al-Adha (عيد الأضحى), het offerfeest. Vandaag worden schapen, koeien en kamelen geslacht. Een gedeelte van het vlees wordt aan de armen gegeven. De imam (إمام) hield vanaf vijf uur ‘s-ochtends een ruim drie uur durende voordracht …

De vierde dag hebben we gelift naar Siq al-Barid, beter bekend als het kleine Petra. We reden mee met een man die groenten verhandelde. Het was lekker rustig en de Nabataeanse schilderingen waren zeer de moeite waard. In Petra is ook een beschilderd huis, maar lang zo mooi niet als deze hier. Aan het eind is er een lange, stenen trap in een smalle kloof. Nog een stukje hoger is er een mooi uitzicht, waar ik nog een geocache vond. We reden met twee Schotse mensen en een begeleider mee terug naar Wadi Musa. We kwamen langs een vreemd gevormde rots die lijkt op een olifant.

Meestal aten we in Wadi Musa van het prima buffet in restaurant Cleopatra. Het warme eten van het hotel waar we slapen is slechts matig van kwaliteit.

Bij de kapper kreeg ik een gezichtsmassage en een masker van Dode Zee klei en andere smeersels zoals munt met aloë vera. Speciaal was dat alle kleine haartjes in mijn gezicht door de vingervlugge kapper met een stukje garen werden verwijderd.