Marcel

Adembenemend Llanganuco

 2011 Noord-Peru, Reizen  Reacties uitgeschakeld voor Adembenemend Llanganuco
okt 232011
 

We volgden sendero (pad) María Josefa (ca. 2,7 km) naar het eerste van de twee Lagunas (meren) Llanganuco, genaamd Laguna Chinancocha (3850 m), onderdeel van Huascarán National Park. Het was een hele inspanning om de 330 meter langs de vele watervalletjes omhoog te komen, enerzijds door de ijle lucht, maar ook doordat ik verkouden was. Het is een bijzonder mooi, rotsachtig pad in een spectaculaire omgeving. Het vochtige klimaat zorgt voor een aparte natuur met veel epifyten en mossen op gedrongen boompjes, sommige bloeiend, waar veel prachtig gekleurde vogels leven. De stammen van sommige boompjes laten hun bast in vele laagjes los en zijn bijna oranje gekleurd. Om je heen zijn donkere, steile bergwanden, waar wolken bij hangen.

Aan het eind van het pad is het prachtige blauwe meer, dat als één van de mooiste van de wereld wordt beschouwd. Letterlijk en figuurlijk adembenemend! We deden een kort, maar leuk tochtje met één van de groene roeibootjes.

We waren vroeg opgestaan om met een combi mee te gaan (ca. 25 km, één uur). De combi zette ons af bij het lage eind van het pad, maar het was makkelijker geweest om het pad vanaf het meer naar beneden te lopen.

Omdat het boven koud en ijl was, liepen we een stuk van de weg naar beneden. We konden van bovenaf de omgeving van sendero María Josefa zien. De wolken dicht boven ons lieten wat druppels vallen, maar dat werd minder naarmate we lager kwamen. We hadden geluk, een luxe pickup met twee aardige ingenieurs stopte voor ons en we konden helemaal naar Huaraz meerijden! Dat scheelde veel gedoe en tijd.

Bedolven Yungay

 2011 Noord-Peru, Reizen  Reacties uitgeschakeld voor Bedolven Yungay
okt 222011
 

Yungay (2500 m) is leuk plaatsje, slechts 20 minuten reizen met een combi vanaf Caraz. Boven de Plaza de Armas (centrale plein) staat een vrij grote kerk, die ongebruikelijk rond is en een mooi houten dak heeft. Aan de binnenkant is het aangenaam ruim. Het hout van het dak is aan de binnenkant mooi ingelegd. Achter het altaar staat “Yo soy el pan de vida” (IK ben het brood van het leven).

We slapen op de bovenste verdieping van de heel goedkope, maar goede hostal Sol de Oro (Zon van Goud). Het water in het dorp is op rantsoen, dus we konden niet onder de douche. Het warme water was te heet om onder te staan.

In de straat van onze hostel was een kleine kermis. Heel apart is het spel “tira plata” (geld gooien). Met muntjes van 10 céntimos (ca. 3 eurocent) gooi je van een afstandje op een grote tafel, die in kleine, gekleurde vakjes is verdeeld met cijfers van 10 tot 100. Je krijgt zoveel céntimos als de cijfers aangeven van het vakje waarop je muntje blijft liggen. Het verraderlijke zijn de ogenschijnlijk kleine, witte randen om de vakjes. Valt je muntje hier voor een deel op of van de tafel, dan krijg je niets. Voor de lol hebben we met vijf muntjes meegespeeld. Na een grote winst aan het begin, verloren we uiteindelijk al onze muntjes (ca. 15 eurocent).

De volgende dag liepen we naar Yungay Viejo (Oude Yungay; 1,5 km), een plek die ik al eens eerder bezocht. De officiële naam is Camposanto. Het is een begraafplaats en een monument voor een grote ramp, die in 1970 plaatsvond. Een aardbeving zorgde ervoor dat er een stuk van de gletsjer van de enorme berg Huascarán (6768 m) afbrak. Het stadje,  ruim 4250 meter lager, werd voor een groot deel bedolven. 20.000 mensen lieten het leven.

De begraafplaats is een grote, ronde heuvel, die uit vier lagen bestaat. In de wanden van elke laag liggen rondom mensen begraven in kleine, genummerde kamertjes. De rijkere of belangrijkere mensen liggen begraven op de plateau’s van één van de lagen. Bovenop is er een groot, wit beeld van Jezus met enigszins vrouwelijke trekjes.

Beneden is het bedolven dorp, waarop een mooi, goed onderhouden park met veel bloemen in de vorm van een kruis is aangelegd. Je loopt dus letterlijk over de bedolven huizen. De resten van de kathedraal liggen aan het eind aan de oppervlakje, net zoals de resten van een totaal verwrongen bus. Helemaal aan het eind staat nog een kerkje die op veel foto’s van Huascarán staat (o.a. op die van wikipedia, maar ik vind mijn foto uit 2005 mooier). Helaas konden we Huascarán niet zien, vanwege de dichte bewolking. ‘s-Middags ging het dan ook een poosje hard regenen.

Op de alternatieve terugweg spraken we een wat oudere, meer welgestelde man (Pepe). Hij liet een huis/winkel bouwen voor zijn kinderen nabij het monument. Hij vertelde ons o.a. dat een stenen huis 10% meer kost dan een adobe huis. Een klein prijsverschil voor de veel grotere veiligheid in het geval van een aardbeving. Zijn vader was Spaans, wat ongetwijfeld een verklaring is voor zijn grotere rijkdom en bredere visie.

De Russen hebben na de ramp houten huizen met zinken daken gebouwd. Op de terugweg zagen we er enkele staan. Ze zijn nog in vrij goede staat.

Caraz

 2011 Noord-Peru, Reizen  Reacties uitgeschakeld voor Caraz
okt 202011
 

We bezochten de 3800-4000 jaar oude ruïnes met de welluidende naam Tumshukayko, slechts één kilometer van de Plaza de Armas (plein en centrum van de stad) van Caraz (2290 m). De ruïnes van de Huaraz cultuur liggen op een prachtige plaats. Rondom zijn er grote bergen en de twee pieken van de hoogste berg van het continent, Huascarán (6768 m) zijn duidelijk zichtbaar. Beneden stroomt een grote rivier (Rio Santa, heilige rivier) door een mooi groen dal. Overal liggen stenen en hier en daar staan nog gedeelten van muren overeind. Het dak dat de belangrijkste muur moet beschermen tegen het weer is dringend aan onderhoud toe.

Eigenlijk wilden we Cañon del Pato bezoeken, maar er was geen transport, omdat het een katholieke feestdag was. Señor de los Milagros (de Heer van de Wonderen) wordt twee dagen gevierd. Een groepje kinderen was bezig om een groot kruis op straat te maken met zwarte en paarse drab, die rook naar asfalt. Het zwarte kruis werd gevuld met bloemblaadjes, die een ander groepje kinderen ijverig aan het plukken was. Verder was er een kleine processie met erg valse muziek. Een klein groepje mannen bracht al wiegend een afbeelding van Señor de los Milagros naar de bank en daarna naar een kloostertje, schuin aan de overkant van ons hostal La Casona.

De volgende dag gingen we met een bus (Yungay expres) naar Huallanca (ca. 1450 m), met als enige reden om door de spectaculaire Cañon del Pato te reizen. Er zijn 35 smalle, ruw uitgehakte tunnels waar de bus maar net in past. De stoffige weg is op sommige plaatsen bijna net zo breed als de bus en als je je hoofd uit het raam steekt, kijk je vaak honderden meters recht naar beneden, waar een grote rivier stroomt. Op diverse plaatsen wordt elektriciteit opgewekt. Het personeel dat de installaties aanlegt en onderhoudt, woont in een eigen stadje, net voor Huallanca. Het dorpje zelf is niet zo interessant, dus we namen de tweede bus die langskwam terug (de eerste bus was vol). Omdat er nu veel tegenliggers waren, moest de bus af en toe een stukje achteruit rijden om een andere bus of vrachtwagen te laten passeren. Je hoopt dan maar dat hij niet het ravijn inrijdt … Deze veel langere weg, wellicht één van de meest spectaculaire van Peru, komt uit in het vriendelijke Santa waar we eerder waren (8 uur).

Hooggelegen Huaraz

 2011 Noord-Peru, Reizen  Reacties uitgeschakeld voor Hooggelegen Huaraz
okt 182011
 

Het was een hele reis van het vriendelijke dorpje Santa, via de altijd sterk naar vis geurende, onveilige stad Chimbote (combi, 30 min) en via Pativilca (bus, 3 uur) naar het hooggelegen Huaraz (colectivo, 3 uur). Dit is de lange, maar makkelijke weg naar Huaraz, die de meeste bussen volgen. Vanuit Santa is het ook mogelijk een avontuurlijke weg te volgen, als je daar de tijd voor hebt (met de bus acht uur).

Een stuk voorbij Pativilca (zeenivo) gaat de weg omhoog naar een altiplano (hoogvlakte) van ruim 4000 meter. Het hoogste punt is 4120 meter en daar waren we binnen anderhalf uur. Deze reis kun je beter niet doen, als je nog niet aan de hoogte gewend bent. Hoewel Cuzco op ca. 3310 meter naar mijn ervaring zonder acclimatisering goed haalbaar is, zal dit niet voor iedereen gelden (soroche, hoogteziekte is gevaarlijk).

De bijna lege altiplano is heel mooi. Er zijn veraf en dichtbij met sneeuw en ijs bedekte bergtoppen. We hadden het geluk dat de zon onderging en dat er lichte bewolking was, waar de ondergaande zon op scheen. Dit gaf een bijzonder effect, het hele landschap kleurde oranje mee.

De eerste nacht sliepen we in hotel Las Vegas II, wat achteraf niet zo’n goede keus was, omdat er een disco in de buurt is. De volgende dag gingen we dus op zoek naar een andere slaapplaats.

De belangrijkste eis was laagbouw, want in dit gebied moet je rekening houden met zware aardbevingen. In sommige gebouwen hangen groene bordjes met de tekst “zona segura en caso de sismo” (veilige zone in geval van beving), meestal waar de constructie sterker is. In het verleden zijn hier veel doden gevallen door aardbevingen. Complete stadjes zijn weggevaagd. Ik vrees voor de gevolgen van de volgende terremoto (aardbeving), want veel gebouwen lijken mij daar niet tegen bestand.

We vonden hostal Schatzi (Simon Bolivar 419), een oase van rust. Er is een binnenplaats met een mooie jardin (tuin), met rondom twee lagen kamers. We hebben een kamer op de eerste verdieping, bereikbaar via een rood, ijzeren wenteltrapje een een krakende houten balustrade. De vloer van onze kamer is van houten parket. Beneden hangen een paar vogelkooitjes met gezellig kwetterende parkietjes.

De eerste dag verkenden we op ons gemak de stad. Ik herkende plaatsen waar ik zes jaar geleden was. De stad is echter sterk gegroeid (nu 80.000 inwoners) en net zoals Trujillo veel drukker geworden (maar nog acceptabel). Op straat verkopen vrouwen met mooie hoeden groenten, fruit, kruiden, cake, kleding, etc. Vaak vullen ze de tijd met breien, borduren of haken. Er zijn ook oudere mensen bij, soms nog maar met een enkele tanden. De meeste straatverkopers zijn duidelijk heel arm. Als je zit te eten, komt er vaak iemand bedelen. Soms geven we wat geld of het brood dat over is.

De tweede dag bezochten we het nabijgelegen Willkawain (ca. 3400 meter), op de borden aangegeven als Willkahuain. We gingen omhoog met een combi die heel langzaam reed. Helaas was de archeologische vindplaats (700-1000 voor onze jaartelling) op maandag gesloten. We zijn er omheen gewandeld en we vonden veel sfeervolle, half begroeide ruïnes, die we anders waarschijnlijk niet hadden gezien. We liepen tussen de kenmerkende muren van het Huari volk. Overal rook het heerlijk naar de vele eucalyptus bomen die hier groeien. Aan het eind van ons rondje liepen we langs de cementerio (begraafplaats), waar twee groepjes mannen twee nieuwe graven aan het graven waren.

Via kleine paadjes en stoffige weggetjes daalden we langzaam af naar Huaraz (ca. 3 uur). Onderweg kwamen we verschillende mensen tegen, onder andere een vriendelijke, oudere vrouw, die met etenswaren op weg was naar de begraafplaats. Even later kwamen we een begrafenisstoet tegen. De kist werd door een aantal mannen omhoog gedragen, gevolgd door de rest van de mensen met een paar grote bloemstukken.

We zagen het leven op het platteland van nabij. De kleine landjes worden meestal nog op primitieve wijze met de hand bewerkt. Hier en daar staan een paar koeien of lopen een paar schapen met een herder. De huisjes zijn heel eenvoudig: adobe muren met golfplaten daken. Sommige mensen wonen in kleine hutjes, winddicht gemaakt met stukken oude plastic. Er is electriciteit en een riool, hoewel niet alle huizen daarop aangesloten zullen zijn. Het stromende water is een klein, helder riviertje.

We ontbeten op onze vaste plek, een jugueria (winkel gespecialiseerd in vruchtensap). Ik nam steeds combo 1: papas rellenadas (warme gevulde aardappel), broodjes, surtido (vruchtensap van banaan, aardbeien en papaya), koffie (heet water, waar je zelf koffie-extract uit een klein flesje bijschenkt). Dit alles voor minder dan een euro. In een pizzeria dronk ik voor het eerst Pisco Sour (brandy, limoensap, eiwit).