Het was een vrij lange en ongemakkelijke reis met de trein van Ranchi naar Gaya (ca. 5,5 uur; 320 km). We reisden van de arme staat Jharkhand naar de nog armere staat Bihar. Helaas is hier ook enige criminaliteit, dus we moeten wat beter opletten (nog niets van gemerkt gelukkig).
Het kostte moeite om een plaats in de trein te reserveren, omdat dat op het station niet op tijd leek te kunnen (het loket was gesloten tot het moment waarop de trein zou vertrekken). Het is mij helaas niet gelukt om een reservering te kunnen betalen via de website van Indiase spoorwegen, zodat we dit via een boekingskantoortje moesten regelen. De stoelen waren vrij hard en ongemakkelijk en achter ons zat een verkouden Indiaas stel dat voortdurend luid boerde en luidruchtig geeuwde. De trein reed een stuk over een traject waar we al eerder langskwamen, ditmaal in de late middag met mooi licht.
We arriveerden midden op de avond volgens schema (dat is bijzonder) in Gaya, een grote, drukke stad. Met een autorickshaw gingen we naar het aanbevolen hotel Vishnu International, dat helaas vol of ‘vol’ was. We vonden een stukje verderop hotel Surya, waar we heel vriendelijk door drie mannen werden ontvangen. De achterin gelegen, rustige kamer was aangenaam en er was zelfs warm water. Warm water wordt meestal op aanvraag in een emmer geleverd, maar in dit hotel hadden we een eigen boilertje (maar geen warme douche).
De volgende ochtend reisden we, na een goed ontbijt in een ‘family’ restaurant dat gevuld was met een vieze rook, met een autorickshaw in ongeveer een half uur door naar het stadje Bodh Gaya. Hier vond Boeddha volgens overlevering ruim 2550 jaar geleden verlichting onder een Bodhi boom (ficus religiosa). De boom die nu naast de 54 meter hoge piramide (Mahabodhi tempel) staat, is volgens zeggen een afstammeling. Het verhaal achter de boom is even ongelofelijk als ongeloofwaardig. Een stek van de boom zou door prins Mahinda naar Sri Lanka gebracht zijn en een stek daarvan later weer terug. Ashoka heeft de oorspronkelijke boom vernietigd. De tempel staat sinds 2002 op de Werelderfgoedlijst. Oorspronkelijk was er alleen een nis, die in de tweede eeuw na Christus werd vervangen door de tempel, die in de loop van de tijd regelmatig gerestaureerd en uitgebreid is.
Richting het meditatiepark is er een ’tank’, een vierkant meer dat de belangrijkere tempels bijna altijd hebben. Middenin het meer staat een Boedda-beeld en bij het meer hangen veel Tibetaanse gebedsvlaggen in vijf kleuren (wit, geel, rood, groen en blauw). De vissen worden door de voorbijgangers gevoerd met gepofte rijst. Helaas belanden de plastic zakjes ook in een meer. Gelukkig ruimt een monnik in een soort kano de rommel op. Dichtbij staat een paal waar mensen muntjes van 1, 2 of 5 roepies proberen te gooien. Soms komen er meer muntjes naar beneden dan gegooid.
Overal lopen monniken rond, jong en oud, uit diverse landen, zoals Nepal en Tibet, makkelijk herkenbaar door de okergele of bordeauxrode mantels die ze dragen. Ook monniken gebruiken mobieltjes en hebben soms haast. Ze slapen op harde bedjes rond de tempel en murmelen devoot gebeden, soms begeleid door ’trommels’ en ’toeters’, soms hardop lezend in een langgerekt Tibetaans gebedsboek met losse bladen. Ook Hindoes komen hier in groten getale, omdat zij geloven dat Boeddha een incarnatie van Vishnu is.
De vele Boeddha-beelden op en rond de tempel zijn versierd met meestal gele of oranje bloemen en overal zie je voedseloffertjes, vaak in de vorm van rijst en water in kuiltjes van stenen, maar ook luxe mandjes met bijvoorbeeld fruit, vaak granaatappel.
Gisterenavond konden we nog voor sluitingstijd het park van de tempel in en zagen we duizenden boterlampjes in een soort kassen branden. De ramen waren beroet en warm. Een mysterieus gezicht.
We slapen in Shanti Guesthouse, waar we voor het eerst een heerlijk warme douche hebben. ’s Ochtends vroeg worden we wakker van de monotone gebeden die uit de megafoons nabij de tempel komen.
De stroom valt hier net als in Gaya regelmatig uit. Overal staan generatoren om de lampen te laten branden (de niet essentiële dingen zoals airco’s en televisies staan op aparte groepen). Het stadje vult zich in de loop van de dag met de rook van de vele vuurtjes (helaas wordt er ook plastic verbrand), wat ’s avonds een haast spookachtige sfeer geeft.
Ik zie de vrij primitieve reis naar deze oase van relatieve rust als een soort pelgrimstocht. We blijven hier een aantal dagen, alleen al voor het heerlijke en gevarieerde eten in Fujiya Green restaurant. Mijn voorkeur is de vegetarische thali, hier geserveerd met pickles (je moet aan de pittige, zure smaak wennen, maar het is wel lekker). In het restaurant zie je allerlei verschillende soorten mensen, waar we gewoon ongestoord tussen kunnen zitten. De gangbare groet is ‘Namasté‘. We moeten ook nog nadenken of we die mooie Tibetaanse klankschalen gaan kopen (1,5-2,5 kg en nog vier weken te gaan).
Tot nog toe hadden we vrijwel altijd 3G internet, wat prettig is om op de hoogte te blijven of voor de momenten dat je genoeg tempels hebt gezien. Wi-Fi is hier vrijwel nooit beschikbaar.
Morgen gaan we nog een aantal tempels bezoeken, in ieder geval de Tibetaanse tempel/klooster, waar helaas geen slaapplaatsen meer waren.