We zagen de Taj Mahal, volgens velen het mooiste gebouw ter wereld, al in de ochtend en de avond, vanaf een dakterras, vanuit het fort en wandelend langs de rivier. ’s Ochtends is het steeds nevelig, dus we hebben ons de moeite bespaard om vroeg op te staan om de Taj Mahal met zonsopgang te bekijken, ook al zou de Taj Mahal dan op zijn mooist zijn. In plaats daarvan bezochten we de Taj Mahal later in de middag met een redelijk heldere lucht (smog is hier een doorlopend probleem). Het is een mausoleum dat Shah Jahan liet bouwen vanwege het overlijden van zijn tweede vrouw, Mumtaz Mahal. Het bouwen begon in 1631 en duurde ongeveer 22 jaar. Het grootste gedeelte van het hoofdgebouw is van wit marmer. Er werkten ongeveer 20.000 mensen aan.
Je mag naar binnen zonder schoenen of met een hoesje om je schoenen. Binnen is het donker er is er een indringende geur van zweetvoeten. Overal staan borden dat je stil moet zijn, maar dat wordt volledig genegeerd. De wachters fluiten met een hard fluitje om de mensen te corrigeren. Van buiten is het gebouw aantrekkelijker dan van binnen.
We aten heerlijk bij het uiterst schone Zee café. De eigenaar heeft in diverse landen in Europa gewerkt en stak de draak met de mafheid van zijn eigen land.
We bezochten het gebied rond de westelijke poort. Op een vuilnisbelt lagen duizenden gebruikte schoenenhoesjes. Bij de rivier hadden we op een rustige plaats nog een aardig uitzicht op de Taj Mahal.
Vandaag reizen we met de trein door naar Jaipur in Rajasthan, ditmaal in een wat luxere klasse: AC Chair Car (CC). We kochten ook een treinticket van Jaipur naar Jodhpur op 15 februari in de sleeper class (SL).
Voor de verandering vertrok de trein op tijd, alleen jammer dat de trein in het laatste uur een vertraging opliep van anderhalf uur. De banken waren dit keer niet erg hard, hoewel we wel in de goedkope ‘second seating’ (2S) klasse reisden (240 roepies ofwel ca. 3,5 euro samen voor 330 km / 5,5 uur op een gereserveerde plaats). In betere klasses konden we, zoals zo vaak, niet meer reserveren.
Het was middernacht voordat we een hotel hadden geregeld (wat altijd weer een hele papierwinkel is). Overal was het donker, omdat de stroom was uitgevallen. Hier en daar hoorden we het harde geluid van een tuffende generator van een hotel.
De volgende ochtend aten we op het dak van het hotel met uitzicht op de Taj Mahal. Het hotel (Shanti) beviel ons niet zo, de kamer was niet zo groot en vrij donker. We verhuisden daarom naar het aangenamere en vriendelijkere hotel Raj een stukje voor de zuidpoort van de Taj Mahal.
We bezochten met een rickshaw het enorme Agra fort dat gebouwd werd door de Mughal van rood zandsteen en wit marmer vanaf 1565. Op één plaats is nog een decoratie van bladgoud zichtbaar. Het fort heeft een omtrek van 2,5 kilometer! We wandelden op ons gemak over de grote binnenplaatsen van het fort. We voerden een paar eekhoorntjes met wat pinda’s. Vanuit het fort is er een mooi uitzicht op de Taj Mahal en de Yamuna-rivier beneden.
Het lukte om online (via cleartrip.com) een vliegticket van New Delhi naar Kolkata te regelen voor 24 februari (met Air India). Nadeel is dat we naar het drukke, chaotische New Delhi moeten, maar het grote voordeel is dat we niet helemaal terug hoeven te reizen naar Kolkata en daarom de gelegenheid hebben om Rajasthan te bezoeken. Het online boeken van treintickets is mij ondanks diverse pogingen nog steeds niet gelukt, dus we moeten nog steeds in de lange rijen op het station staan (hoewel er soms een speciaal loket voor toeristen is).
De Indiase spoorwegen kunnen nog wat van de Nederlandse spoorwegen leren, onze trein was maar liefst 3,5 uur vertraagd, zodat we vrij laat in Lucknow (Uttar Pradesh) aankwamen (200 km; ruim vier uur). Om de tijd te doden keken we een aflevering van Haven op mijn Sony Ericsson Xperia Pro smartphone met CyanogenMod.
Het kostte wat moeite om een hotel te vinden. Ook hier is een wet van kracht geworden die hotels verplicht om zich te registreren om buitenlanders te mogen laten overnachten. Helaas doen slechts enkele hotels dit. Het hotel waar we uiteindelijk om middernacht waren, was gehorig en de bedden waren erg hard (de bedden zijn hier altijd hard, maar dit was te hard).
Na het ontbijt zochten we een ander hotel. We kozen na enige omzwervingen het wat luxere hotel Vishwanath, met een ruime, schone kamer en lekkere zachte bedden (voor Indiase begrippen). We hadden de ramen opengezet vanwege de geur van mottenballen. Het duurde niet lang voordat er een aapje naar binnen keek met een roti in zijn handjes! We hebben het raam maar weer dichtgedaan. Na het wegkrabben van de kalk van de douchekop met de sleutel van de kamer, kon ik ’s ochtends lekker warm douchen.
We lieten ons met een fietsrickshaw naar het bekende Tunday Kabab in de oude wijk Aminabad brengen, met zijn vele kleine, sfeervolle steegjes. Uiteraard wilde de chauffeur meer geld hebben dan afgesproken, maar dat weten we inmiddels wel. Er zijn hier veel mooie koloniale gebouwen, die ‘onverklaarbaar bewoond’ zijn. De staat is vrijwel altijd heel slecht, maar juist daarom heeft deze stad iets aantrekkelijks. We vonden een beschermde moskee met de naam Maqbara Alia (verder geen informatie). Er was niemand, dus we verkenden het verlaten gebouw alleen. We konden zelfs het dak via een half vergane trap bereiken. Het was een leuk avontuurtje.
We aten in een goed restaurant Chowmein en bestelden ook ‘Spl Kesar & Pista Badam Kulfi‘ als toetje, omdat we af en toe gewoon wat proberen. Het bleek een hard soort ijs met pistachenootjes te zijn en best lekker. Het is soms best moeilijk om een goed restaurant te vinden. Eten kun je hier overal, maar je kunt hier ook overal ziek worden.
We zijn er aan gewend en het is zeker niet de eerste keer dat we het meemaken, maar op straat is het een enorme drukte. Het verkeer, voetgangers, fietsers, brommers, rickshaws, auto’s en bussen, gaat hier kriskras en rakelings langs elkaar over straat. Overwegend links, maar als het zo uitkomt ook zomaar rechts. Het beste kun je maar ontspannen meebewegen en geen onverwachte bewegingen maken, dan gaat alles goed.
Het boeken van een treinticket ging dit keer iets makkelijker. De rij met creditcard-betalingen was relatief kort en ik was nog eerder aan de beurt dan Hanneke die in de rij voor vrouwen stond. We hebben gisteren ook dekentjes gekocht voor het geval de stoelen hard zijn (dat varieert) of voor als het koud is. Later kunnen we ze ook in de sleeper class gebruiken als we terug gaan reizen naar Kolkata. De treinreis naar Agra is de langste tot nog toe: 330 km, bijna 6 uur.
Het was wel een beetje schrikken om na drie uur met de bus (ca. 120 km) aan te komen in Allahabad. Miljoenen mensen overnachten hier in enorme tentenkampen bij de rivier vanwege de Kumbh Mela (een religieus festival). Bij de vorige, minder belangrijke Mela waren er 70 miljoen bezoekers, dit jaar worden er maar liefst 110-120 miljoen mensen verwacht! Het is veruit het grootste festival ter wereld.
We waren blij dat we een fatsoenlijk hotel (hotel UR) vonden voor een acceptabele prijs, want verder reizen was niet echt een optie. Royal Hotel vroeg een belachelijke prijs voor een eenvoudige kamer. Zoals zo vaak slaapt het personeel van het hotel met een paar dekens op de harde grond. Bij wat betere hotels wordt er ’s ochtends een krant onder de deur doorgeschoven. Als je geluk hebt in het Engels (ditmaal hadden we ‘The Times of India’). De krant staat deze dagen vol met verkrachtingen. Een 14-jarig meisje verkrachten en wurgen leidt binnen vijf weken tot de doodstraf.
Na het eten van een heerlijke dosa, hebben we maar gelijk plaatsen in de trein naar Lucknow geboekt (volgens Disha waren er nog maar vijf). We hebben stoelen in de wat luxere AC Chair Car (klasse CC). Het treinstation is het grootste dat ik ooit heb gezien. Het was een hele wandeling naar het hoofdgebouw aan de andere kant van het station, over loopbruggen die niet alle sporen met elkaar verbinden. Er waren veel, heel veel mensen in allerlei verschillende klederdrachten.
’s Avonds at ik voor de verandering een chowmein, hartige noedels met groenten. Voor het eerst na de voedselvergiftiging, waarschijnlijk Gardiasis, smaakt het mij weer goed!
’s Nachts had het geregend, dus ’s ochtends was de lucht lekker fris, eindelijk eens zonder al het stof van de straten.
Varanasi is de laatste plaats die staat in de reisgids die we hadden meegenomen (een Rough Guide voor het noordoosten). We zijn nu dus aangewezen op een elektronische Lonely Planet die ik op mijn smartphone heb staan. Het bladert minder lekker dan in een papieren boek en er is alleen een index van de hoofdstukken (grofweg per staat). Dit mag Lonely Planet wel verbeteren als ze meer elektronische gidsen willen verkopen. We zijn overigens niet zo’n fan meer van de Lonely Planet gidsen, maar voor India is het gewoon de beste reisgids.
De trein naar Sasaram was zelfs voor Indiase begrippen laat. We waren dus voor niets heel vroeg opgestaan. Ook omdat ik mij door een voedselvergiftiging niet zo lekker voelde, hebben we de trein geannuleerd (dat kan hier kosteloos bij meer dan drie uur vertraging) en de trein naar Varanasi de volgende dag, nog vroeger, geboekt (220 km; ruim 4 uur). Gelukkig waren er nog enkele bedden in de ‘sleeper’ klasse (SL), maar niet meer bij elkaar (maar wel in dezelfde wagon). De spoorwegen vervoeren hier per dag ongeveer net zoveel mensen als alle inwoners van Nederland!
Na een dagje rust ging het gelukkig wat beter. Het kostte enige moeite om te weten te komen waar onze wagon zich bevond. Aangezien de treinen heel lang zijn en soms maar kort stoppen, is dat zinvol om van tevoren te weten. We hadden er alleen niet op gerekend dat de trein van de andere kant kwam dan de voorgaande. Uiteraard moesten we mensen van onze gereserveerde plaatsen wegjagen. Geen probleem, want ondanks dat hier alles ongeorganiseerd is, zijn de mensen erg gevoelig voor officiële papieren, zoals een treinkaartje, en autoriteit. De trein ging netjes op tijd weg en kwam maar ietsje te laat aan. Leuk was dat we met daglicht de Ganges over een grote ijzeren spoorbrug overstaken.
We lieten ons door een autorickshaw naar Assi gath, de rustigste en laatste gath brengen. Na een stukje stroomafwaarts lopen, kozen we Shanti rest house bij Hanuman gath als overnachtingsplaats. De kamer is eenvoudig, maar prettig. We hadden uitzicht op de sfeervolle, ’s ochtends vaak mistige Ganges. Jammer dat er ’s nachts veel rook naar binnen kwam. De volgende nacht sliepen we dan ook in een kamer wat verder naar achteren. ’s Ochtend werden we wakker van de bellen van de tempels, die hier om de zoveel meter langs de Ganges liggen.
Stel je bij Varanasi een middeleeuwse stad voor, waar het vee losloopt en voeg daar veel toeterende en bellende (brom)fietsen en, waar de straten breed genoeg zijn, fiets- en autorickshaws (tuk-tuks) aan toe. Vrijwel alle gebouwen zijn slecht onderhouden. De straatstenen liggen vaak los en je moet uitkijken dat je niet in een koeienvlaai stapt. Op sommige plekken liggen pannekoekjes koeienvlaai te drogen, waarschijnlijk als brandstof.
Als toerist word je hier continu lastiggevallen: “how are you?“, “where are you from?“, “what is your name?“, “hello, hello, HELLO, HELLO“, “massage?“, “boat?“, “cheaper” (hier synoniem voor cheater), of bijzonder bijdehand “do you remember me from yesterday?” en je moet uitkijken dat je niet ongevraagd een rode stip op je voorhoofd krijgt, met maar één doel: roepies.
Het is een genoegen om langs de vele gaths te slenteren waar mensen zich wassen in het voor hen heilige water en waar massaal lijken worden verbrand. ’s Avonds drijven er schaaltjes met bloemen en vuurtjes in het water. Het is leuk om je net als velen met een roeibootje een stukje over de rivier te laten brengen. Ik moest erg lachen om een roeibootje met een meisje dat allerlei waren te koop had. Ook op het water ontkom je dus niet aan de verkopers.
We bezochten wat bekend staat als de oude stad, waar vele kleine steegjes je snel laten verdwalen als je geen GPS hebt. We kwamen langs de gouden tempel, waar lange rijen mensen stonden te wachten. Als niet-Hindoe mag je er, zoals zo vaak, niet in. Hier was veel militaire bewaking, wat we nog niet eerder zagen.
Het klimaat in Varanasi is nu heel aangenaam. Het is prettig om gewoon een poosje op het hoge dakterras van het hotel te zitten en van het uitzicht op de Ganges te genieten. Het eten van het hotel was prima en de menukaart uitgebreider dan wat je op straat kon krijgen. Het wordt door een aardige kok vers bereid. Er is een vogelkooitje met drie parkietjes die vrolijk kwetteren.
Hoewel we dat niet gepland hebben, is het nu de bedoeling dat we na een paar tussenstops de Taj Mahal gaan bezoeken. We kunnen altijd met een nachttrein weer relatief snel terug naar Kolkata.