Voor de verandering bereikten we Potosí (150.000 inwoners; 4070m) via een redelijk goede asfaltweg. Het uitzicht was spectaculair, vooral in combinatie met de juist ondergaande zon. De hoogte is hier goed voelbaar, maar als je rustig aan doet en zoals ons geleidelijk omhoog gegaan bent, niet storend.
We sliepen in de wat krappe hostal Felimar in een vervelend doorhangend bed. De volgende dag zijn we dan ook naar het luxere en veel ruimere Hostal Carlos V verhuisd, dat in verhouding eigenlijk maar heel weinig meer kostte. De stad is redelijk toeristisch, wat onder andere betekent dat het eten vrij goed is.
We boekten bij Koala tours een tour naar één van zilvermijnen in de prominent aanwezige 4824 meter hoge Cerro Rico (rijke ‘heuvel’) nabij de stad. Eerst kregen we mijnwerkerskleding aan: rubberen laarzen, een beschermende broek en jas en een helm met een sterke lamp. Daarna bezochten we een mijnwerkerswinkeltje waar we dynamiet, ammoniumnitraat (om de explosie krachtiger te maken) en een ontsteking kochten en even verderop kochten we ook nog frisdranken en cocablaadjes met bicarbonaat (om de werking te versterken) voor de mijnwerkers. Het dynamiet met toebehoren kostte omgerekend slechts 2,5 euro. Daarna bezochten we een fabriekje waar op mechanische en chemische wijze het zilver gewonnen wordt. Erg veilig en gezond was het niet, de dampen brandden in mijn ogen. Daarna kwam het meest spectaculaire gedeelte, het bezoek aan de mijn zelf. We moesten door lage, heel stoffige, smalle gangetjes lopen, kruipen en klimmen. Soms kwam er een wagon met delfstoffen voorbij. Met doeken voor onze mond en neus probeerden we te voorkomen om de niet geheel ongevaarlijke stof (met o.a. asbest) in te ademen. Onze groep was slechts vier mensen en een gids groot. Drie mensen gingen niet verder dan het eerste niveau. Ik ben samen met de gids naar het vierde niveau geweest, iets wat normaal niet gebeurt. Lager in de mijn wordt het steeds warmer en vochtiger en gelukkig ook minder stoffig. Er zijn nog twee niveaus meer, waar de temperatuur oploopt tot ruim boven de 40 graden. Totaal 60 tot 80 meter diep. De mensen werken hier onder zeer zware omstandigheden en de meesten gaan na 10 tot 15 jaar dood. Het was één van de rijkste zilvermijnen van de wereld. Tragisch is dat in de loop van de tijd miljoenen slaven hier zijn doodgegaan. Bij elkaar was het bezoek aan de mijn een heel indrukwekkende ervaring.
De volgende dag slenterden we door de mooie calle quijarro en bezochten we het casa nacional de moneda, de vroegere munt, nu een groot museum. Het hele proces van munten slaan vanaf de 16e eeuw, eerst met de hand, later met stoomkracht, was goed te volgen. Verder waren er prachtige mineralen, bijzondere oudheidkundige vondsten, waaronder baby-mummies (18-19e eeuw). ´s-avonds bezochten we het eerste internationale charango festival in het Teatro IV Centenario, waar spelers uit diverse landen hun kunsten vertoonden.
Luis Sartor
[swfobj src=”//www.youtube.com/v/m4NR6H0_jJE&hl=en_US&fs=1″]