Bij een eenvoudig cafeetje van een vriendelijke, oude man wachtten we ruim twee uur totdat er voldoende mensen waren voor een gedeelde taxi, nummer 7 van de ca. 10 taxi’s van het dorp. We zagen de soek drukker en drukker worden en er kwamen regelmatig ezeltjes met goederen voorbij. Hanneke zat naast een oudere, gezette vrouw met een mooie (Toeareg?) tatoeage op haar kin. We daalden eerst af om daarna met 100 km/u over de N8 naar Beni Mellal te rijden, waar we om twaalf uur arriveerden.
In Beni Mellal (ca. 500 m) at Hanneke een kwart kip met frites en ik een broodje frites. We bestelden met een paar Arabische woordjes en handen en voeten, want de mensen spraken geen Frans. We kochten tickets voor de bus van 15:00 naar Midelt en dronken thee en koffie in één van de vele cafeetjes bij het busstation. Ruim een half uur van tevoren gingen we naar het busstation, omdat we wisten dat het vrij zitten was. Niet alleen om reisziekte te voorkomen, maar ook voor het uitzicht is het beter om voorin de bus te zitten. De aardige man, die ons de kaartjes verkocht, zag ons en bracht ons gelijk naar de juiste bus.
De busreis naar Midelt (ca. 1500 m) was vrij lang (4,5 uur) en vooral aan het begin onprettig, omdat het heel warm was in de bus, waarschijnlijk omdat de radiator voortdurend aanstond. Tegen de avond werd het beter, ook omdat er mensen uitstapten en we beiden een eigen bank hadden, zodat we onze rugzakjes naast ons konden zetten. Het grootste deel van de reis ging over een vlakte. Het laatste deel van de reis ging over een hoogvlakte op ca. 1800 meter met een prachtig uitzicht op het besneeuwde massief van het midden-Atlasgebergte, vooral tijdens zonsondergang. Op deze hoogte lag er nog sneeuw op schaduwrijke plekken.
Omdat we geen zin hadden in een tagine, kochten we broodbeleg in een supermarkt en vers brood in een klein winkeltje aan de overkant van het plein.
Het kostte enige moeite om een hotel zonder verflucht en met enige charme te vinden (maar niet teveel, zoals met oude muffe kamers en doorgezakte bedden). Uiteindelijk vonden we hotel Ennassim net voorbij een kleine groentemarkt richting de rivier, wat buiten het centrum van het stadje. De kamer was schoon, ruim, verwarmd en volledig ingericht, zelfs badslippers ontbraken niet. Dit is vrij ongebruikelijk in Marokko, want de meeste kamers zijn nogal spartaans ingericht, vaak zelfs zonder enige muurbekleding. Warm water was er in overvloed, wat je kunt verwachten van een familie die ook een deur verder een hamam heeft. Het hotel is van een Berberfamilie die geen Frans spreekt. Het duurde lang voordat we onze paspoorten terugkregen, dus ben ik bij de receptie, hun woonkamer, langs gegaan. Het bleek dat ze moeite hadden met het begrijpen van onze paspoorten en ons Latijnse schrift. Er stond bijvoorbeeld bij geboorteplaats EUROPESE UNIE (wat eigenlijk niet eens fout is). Ze waren blij dat ik de formulieren invulde, iets wat ik overigens vaker doe, gewoon omdat dat veel sneller gaat, omdat ik al onze gegevens uit mijn hoofd weet.
We hadden een goede nacht slaap en de volgende dag waardeerden we het stadje meer dan toen we in het donker hongerig en moe aankwamen.
Aan het einde van de ochtend regelden we voor de middag een taxi heen en weer naar het in 1986 verlaten mijnstadje el Ahouli (toonloze “h”). Nadat we een vers stokbrood hadden gegeten en een bakje thee hadden gedronken, reed de chauffeur ons in ca. 1 uur over een weggetje waar af en toe een stuk asfalt ontbrak omdat een rivier het weggespoeld had naar het mijnstadje. Op verzoek stopte hij om ons foto’s te laten maken, o.a. bij een mooi uitzicht over een rivier/kloof en bij een brug van dikke balken hout, die we net gepasseerd waren. Hier en daar zijn mensen nog steeds bezig met delven van lood en diverse mineralen, zij het op bescheiden schaal. Er zijn nog resten van een oude spoorlijn en spoorbruggen, die nu als loopbruggen over de rivier functioneren. De fabriek en huizen zijn na drie decennia behoorlijk vervallen. Het zag ernaar uit dat het eens een grootse operatie was. Er was zelfs een zwembad voor de mijnwerkers. Ik beklom een trap van 660 treden naar een verlaten dorpje hogerop, met mooie uitzichten naar beneden. De chauffeur van onze taxi was zelf ook mijnwerker. Aan het eind liet hij zijn half ingegraven, stenen hutje, zowel tegen de kou als de warmte, en zijn mijntje, een rond gat van 6 meter diep en een aantal meters lange gangen in diverse richtingen, nabij het dorpje Mibladen zien. Vroeger gebruikten ze hamers en beitels, maar die zijn nu vervangen door een Hilti. We kregen van hem twee mooie stukjes vanadinite op baryte. Het mijnstadje was absoluut een bezoek waard!
El Ahouli
El Ahouli
Zou Hanneke een keer een tagine met kamelenvlees gegeten hebben? 😉
Slager, Midelt
Misschien met Knorr saus?
Knorr, Midelt
Onze volgende overnachting is gepland in Azrou, op weg naar Fez.