De Dode Zee
Al vroeg gingen we met een mini-busje naar Amman. Een service-taxi bracht ons naar het Muhajireen busstation. Bij aankomst bleek dat niet te kloppen, maar dat was niet zo erg. Na flink onderhandelen over de prijs gingen we met een taxi naar de Dode Zee (البحر الميت).
De Dode Zee is op bacterieën na letterlijk dood. Het zoutgehalte is 33 procent, negen keer meer dan dat van de oceanen. De zee, eigenlijk een meer, is drie miljoen jaar oud en ligt tussen Israël/Palestina en Jordanië in. Hier is het laagste punt van de aarde, 417,5 meter beneden zeeniveau! Het niveau zakt elk jaar met een halve meter door verdamping en door het winnen van mineralen, zoals kalium. Het meer is maar liefst 378 meter diep.
Uiteraard hebben we in het meer ‘gezwommen’, hetgeen een heel aparte ervaring was (zie foto’s). De zoutkristallen, soms hele klompen, liggen op de bodem van het meer. Aan de kust zijn op sommige plekken grote, harde zoutstroken.
De taxichauffeur bracht ons nog vier kilometer verder, waar ik na enige inspanning een geocache vond, wellicht de laagste op aarde (min 111 meter), maar niettemin nog hoog boven de Dode Zee. Ik liet Annie Anemone achter en nam Spicy Geocoin mee.
Nadat de taxi ons bij hotel Caïro had afgezet en we weer hartelijk ontvangen waren, gingen we ook nog met een service-taxi naar het Jordan National Gallery of Fine Arts. Het is één van de weinige plaatsen in Jordanië waar je niet-religieuze kunst, voornamelijk schilderijen, kan zien. Het was zeker de moeite waard.
We aten in Hashem restaurant, waar de koning van het land ook wel eens falafel komt eten.
We blijven nog één dag in Amman en gaan dan weer naar huis. Het is hier nu nog zo’n 25 graden in de middag. In Nederland zal het zo’n 25 graden kouder zijn, brrrr.
Ajloun en Pella
De busreis van Aqaba naar Irbid van ruim 400 kilometer is waarschijnlijk de langste reis die met het openbaar vervoer in Jordanië gedaan kan worden. Niettemin is de ca. 5,5 uur in een wat luxere bus snel voorbij. Bij het verlaten van de free zone van Aqaba moest iedereen de bus uit en werden sommige tassen doorzocht.
In Irbid sliepen we in het al-Ameen al-Kabeer hotel, dat na een verfbeurt zijn deuren weer heeft geopend. De ontvangst was bijzonder vriendelijk, maar er was helaas geen warm water.
In Irbid heb je geen last van taxichauffeurs die iedere minuut toeteren en vragen waar je heen wilt. Verder zijn de prijzen voor bewoners en toeristen gelijk. Een kopje koffie is dan ‘gewoon’ 20 of 30 piasters i.p.v. 1 dinar (ongeveer een euro) of soms wel 2 dinar in het meer toeristische zuiden van het land. Verder is het landschap in het noorden aangenamer voor het oog, omdat er veel meer bomen en struiken zijn.
Als snel kwamen we Mohammed, de broer van 3alaa, tegen. Na het eten van een uitstekend broodje falafel in een kleine winkel met alleen wat stoelen, bezochten we zijn familie. We namen luxe nootjes mee. We kregen thee en hebben wat gepraat. Ze wilden weten waar we geweest waren en wat we van Jordanië vonden.
De volgende dag gingen we eerst vroeg naar de Yarmouk University om aan de Franse leraar van 3alaa vrij de vragen. Dit was geen enkel probleem. 3alaa kan natuurlijk veel beter Frans met toeristen oefenen dan in de klas.
Daarna bezochten we samen met 3alaa het sfeervolle kasteel op een berg nabij het stadje Ajloun (عجلون). Het kasteel met de naam Qala’at at-Rabad, is mooi gerestaureerd. Aan alle kanten is er een schitterend uitzicht. De prettige geur van naaldbomen kwam met een licht briesje uit het dal naar boven. Bovenop het kasteel vonden we een geocache. Dit was de eerste keer voor de zeer geïnteresseerde 3alaa.
Na de lunch in Ajloun bezochten we de bijzonder interessante archeologische vindplaats Pella (Arabisch: Taqabat Fahl; طبقة فحل). Het was één van de Decapolis (10 Romeinse steden). Een miljoen jaar geleden (!) woonden hier al mensen. Het meest zichtbare waren de resten van een Byzantijnse kerk. Er zijn nog maar weinig opgravingen gedaan. Je loopt er letterlijk over de potscherven. De geocache konden we niet vinden; waarschijnlijk is hij weg.
3alaa bedankt voor je tijd en voor het regelen van alle mini-busjes!
Aqaba
Aqaba (العقبة) is een snelgroeiende grote stad in het uiterste zuiden van Jordanië. De stad is inmiddels groter dan het Israelische Eilat (>100.000 inwoners) aan de overkant van de Rode Zee.
Aqaba ligt in de zogenaamde Special Economic Zone (ASEZ), waar lagere belastingtarieven gelden. De stad is dan ook een winkelparadijs voor de wijde omtrek. Er worden o.a. luxe goederen en mooie sieraden van zilver, koralen en schelpjes verkocht.
Overdag is het hier nu ca. 30 graden en ‘s-nachts zakt de temperatuur naar zo’n 20 graden. Met de wind van de zee is het best aangenaam, hoewel het vrij vochtig is.
We sliepen een nacht in het vrij eenvoudige al-Khouli hotel, niet zo ver van de Sherif al-Hussein bin Ali moskee in het centrum van de stad en een nacht in het ruime, maar niet heel schone al-Safa hotel, dichtbij de wat luxere Trust bus naar het noorden (Amman, Irbid en Azraq).
Het eerste wat we deden was het afspoelen van al het rode stof van Wadi Rum onder de douche. Ik heb ook gelijk al onze stoffige kleren gewassen. In deze warmte drogen zelfs spijkerbroeken snel.
We bewonderden de zonsondergang op het strand en bij de hoogste vlag van de wereld (137 meter; 7 meter hoger dan die in Amman).
We zijn een dag en een nacht naar Bedouin Garden Village geweest, een prettige verblijfplaats aan de Rode Zee ten zuiden van Aqaba. Het onderwaterleven is hier bijzonder interessant. We hebben dan ook een paar keer gesnorkeld. We zagen vele soorten koralen en, vaak felgekleurde, vissen. Het leukst vond ik een enigszins gevaarlijke gewone koraalduivel (Pterois volitans). Ook leuk was dat er een paar keer een grote school kleine, bijna doorzichtige visjes om mij heen zwom. Verder hebben we wat in de zon gelegen. In een Islamitisch land is dat zelden mogelijk. De mensen houden hier meestal alle kleren aan als ze naar het strand gaan, zelfs als ze gaan zwemmen.
Toen we teruggingen naar de stad, ging het mini-busje eerst naar de grens met Saoedi-Arabië. Hier is een grote kaliumfabriek. Kalium (potassium) is één van de weinige grondstoffen van Jordanië met enige waarde. Het wordt o.a. voor kunstmest gebruikt.
We vonden weer een geocache met daarin de travel bug Annie Anemone, die we meenamen om ergens anders weer achter te laten.
Met een mini-bus vol toeristen kwamen we na anderhalf uur rijden aan in het kleine stadje Rum in de vallei van Wadi Rum (وادي رم). Even daarvoor stopten we kort bij het bezoekerscentrum om de toegangsprijs te betalen voor het sinds 1988 beschermde gebied. Het stadje bestaat voornamelijk voor de vele toeristen die het wonderlijke landschap komen bekijken.
Na even bijkomen in het kantoor van de gidsen, vervolgden we onze weg met een oude Toyota Landcruiser en zes andere toeristen. We bezochten Lawrence’ bron (ain ash-Shallalah), Khazali canyon, de rode zandduinen (al-Hasany), Anfishieh inscripties (ca. twee millenia oude rotstekeningen van o.a. kamelencaravans) en Lawrence’ huis (al-Qsair). Op een groot kleed in de schaduw aten we gezamenlijk de in het stadje gekochte lunch. Over en weer werden er ingrediënten geruild. Na een siësta bezochten we nog Burdah arch (80 meter hoog) en zagen we Um-Fruth arch van een afstand, beide natuurlijk gevormde rotsbruggen. Echt interessant waren alleen Lawrence’ bron (vanwege het mooie uitzicht) en de rode zandduinen (vanwege de mooie kleuren en het lekkere gevoel aan je voeten), hoewel het leuk was om de Burdah rotsbrug te beklimmen. Niettemin is het een goede kennismaking met het landschap met zijn vreemd gevormde rotsen en verschillende rode, witte, gele en zelfs groenige kleuren.
Tegen zonsondergang arriveerden we in het Bedouin Meditation camp van Zedane al-Zalabieh. In de verte zagen we de zon tussen de grillige rotsen kleurrijk ondergaan. Het avondeten was een buffet met gekruide groentenmix, rijst en onder de grond bereide, gepofte aardappelen, geroosterde uien en kip. Na het eten werd er op een ud gespeeld. De muziek is vrij eentonig, een weerspiegeling van het harde leven in de woestijn. In de bedden waren gelukkig geen beestjes. In enkele kampen is dit een groot probleem. Sommige mensen sliepen onder de sterrenhemel, maar wij vonden het daar te koud en te winderig voor.
Na het ontbijt besloten we om nog een tweede dag en nacht te blijven om van de mooie kleuren en de absolute stilte te genieten. Ik heb lang gezocht naar een geocache achter de witte rotsen die zichtbaar zijn vanuit het kamp, maar ik kon hem helaas niet vinden. Hanneke heeft wat getekend en backgammon leren spelen, een spel dat gecompliceerder is dan het lijkt. Verder hebben we wat gepraat met Edvard, een Zweedse jongen en de Duitse Karoline, die voor een jaar vrijwilligerswerk in het kamp doet. Tegen zonsondergang kwam er een groep Italianen en een aantal individueel reizende toeristen. Het ritueel van de vorige avond herhaalde zich. Het leek mij dat de Bedoeïenen wat onverschillig zijn (geworden?) richting de toeristen, maar het kan ook gewoon hun aard zijn. Aardig was dat de taxi naar Aqaba door Zedane betaald werd.