We stonden voor de dageraad op, omdat ons verteld was dat de bus van het grotere Carhuaz naar het kleinere Chacas rond half zeven zou vertrekken. Helaas waren we verkeerd geïnformeerd en kwam de bus pas om kwart over zeven langs. Iemand vroeg “Luna de miel?”. Eerst begreep ik het niet, want het betekend letterlijk “maan van honing”. In het Engels wordt het duidelijker: honeymoon, huwelijksreis. Blijkbaar zagen we er gelukkig uit.
De vorige dag hadden we broodjes met een vleugje anijssmaak, wellicht gebakken op een vuur van eucalyptushout, tomaten, “palta” (avocado) en een zakje mayonaise met citroen gekocht op de markt en in een winkeltje. Voor we weggingen belegden we de broodjes als ontbijt.
Optimistisch vertrokken we, maar net na het binnengaan van het nationale park Huasarán, na ongeveer een derde van de reis, begaf de motor van de bus het. Waarschijnlijk werd dit veroorzaakt door een olielekkage. Er werd nog een poging gedaan om de motor met water af te koelen, maar dat mocht niet baten. De bus moest ook nog zeker 1000 meter stijgen.
De omgeving, waar de bus het begaf, was prachtig en omdat we nergens hoefden te zijn, was het voor ons allemaal niet zo erg. Andere mensen waren wel wat geïrriteerd en vonden dat de bus vaker gecontroleerd moest worden. Minder aangenaam vond ik dat de bus ging keren om terug te gaan, want bij de rand van de weg was het zeker 500 meter naar beneden. De reden was dat de bus een stukje terug naar beneden moest, zodat de vrije jonge chauffeur mobiel kon bellen om hulp. We stopten op een kunstmatig plateau naast de weg en iedereen stapte uit. Hanneke speelde wat gitaar om de tijd te doden, wat maar weinig mensen iets interesseerde.
Na ongeveer drie uur kwam er een vervangende bus. Na het overladen van de spullen vervolgden we de weg naar boven door een schitterend landschap. Voortdurend waren er hoge, besneeuwde bergtoppen om ons heen. Het smeltwater vulde vele watervallen en azuurblauwe stroompjes. We zagen twee condors vliegen, wat altijd een mooi gezicht is. We staken de cordillera Blanca tussen Huascarán Sur (6768 meter) en Chopicalqui (6354 meter) enerzijds en Chequiaraju (5286 meter) en Poroquincua anderzijds over. De bergpas was op ongeveer 4755 meter, waarna er een vrij lange tunnel (Tunel Punta Olímpica, 1384 meter) dwars door een berg ging. Daarna daalden we nog een poos af, met zicht op diverse azuurblauwe bergmeren (Laguna Cancaraca en Yanarraju) om met ongeveer drie uur vertraging aan te komen in Chacas op 3360 meter hoogte in callejón (vallei) Conchucos.
We aten eerst wat in een restaurantje met appelgroene muren aan de plaza, want het was al wat later in de middag. Het eten was goed, dus aten we de “cena” (avondmaaltijd) in hetzelfde restaurantje. Daarna gingen we op zoek naar een slaapplaats. Er waren maar een paar hostals, die we vrijwel allemaal bekeken. Uiteindelijk kozen we hostal Carina, omdat de prijs/kwaliteitverhouding goed was en vooral omdat de ontvangst goed was. De elektrische douche, dus een dun straaltje lauwwarm water, deed het niet goed dus gebruikten we de wel goed functionerende elektrische douche in de kamer ernaast. Met het oog op aardbevingen was geen van de hostals ideaal.
De plaza is ruim en groen (grasveld) en aan de plaza grenst een mooie kerk, gebouwd door Italiaanse missionarissen, die bij de vriendelijke inwoners erg geliefd zijn.
In het stadje is weinig te doen, behalve genieten van het prachtige uitzicht op de grote bergen en een gezellig praatje maken met de mensen. Bijna op elke hoek zitten wel één of meer vrouwen met hoge hoeden te breien. De lucht is gezond en het eten is natuurlijk.
In Chacas had onze provider, Claro, geen dekking. Er was wel een signaal van Movistar, maar ik weet niet of er ook mobiel internet beschikbaar was.
We waren van plan om naar Pomabamba door te reizen, maar daarvandaan verder reizen is problematisch en tijdrovend, dus daarom besloten we om terug te reizen naar Carhuaz.