Gocta: derde hoogste waterval van de wereld

 2011 Noord-Peru, Reizen  Reacties uitgeschakeld voor Gocta: derde hoogste waterval van de wereld
okt 122011
 

Vandaag bezochten we Gocta. Afhankelijk van hoe er gemeten wordt, is dit de derde hoogste waterval van de wereld. De waterval bestaat uit twee delen. Het bovenste deel is 231 meter hoog, het onderste 540 meter. De waterval werd pas in 2002 “ontdekt” door een niet bijgelovige Duitser. De ‘locals’ hebben de waterval lange tijd geheim gehouden, omdat ze geloofden dat ze vervloekt zouden worden door de meerminnen die onderaan de waterval zouden leven als ze over de waterval zouden vertellen.

Om de waterval te bereiken gingen we met een mototaxi naar het dorpje San Pablo de Valera (1900 m). In zo’n drie uur gingen we over een goed pad omhoog naar de bovenste waterval (ca. 2220 m). Het eerste gedeelte van het pad was open. We konden het dorpje Cocachimba en diverse watervallen aan de overkant zien. Het tweede deel van het pad ging door dichte begroeiing. Af en toe konden we de bovenste waterval tussen de bomen door al zien.

Aan het eind van het pad ervaar je pas hoe hoog de waterval is. Helemaal aan het einde is er nog een trap omhoog en als je wilt, kun je zelfs onder de waterval komen en zwemmen in het koude water. Het water valt letterlijk maar beneden en verstuift gedeeltelijk, wat een mooi lichteffect in de zon geeft. Afhankelijk van hoe de wind staat, wordt je een beetje of heel erg nat van de spetters.

Terug omlaag lopen naar het dorpje kostte een uur minder. Gelukkig was het half bewolkt. In het kleine dorpje wachtten we bij een vervallen adobe kerkje een poos op een colectivo, maar de enige colectivo van de middag vond dat er niet genoeg passagiers waren om weer naar beneden te rijden. We konden dus niet anders dan lopen naar de geasfalteerde weg beneden om verder te liften. Gelukkig kwam er ongeveer halverwege toch nog een auto naar beneden, die ons het laatste stuk naar de weg bracht. Daar hadden we geluk, want we mochten meteen achterop een gemotoriseerde bakfiets mee. De lading bestond uit caña (suikerriet) en paltas (avocado’s). Krap een half uur later waren we terug in Pedro Ruiz (ca. 16 km).

Omdat we de hele dag op een half broodje, een paar bananen (eigenlijk platanos, bakbananen) en een paar handjes ongebrande pindas hadden geleefd, gingen we meteen eten. Het restaurant schuin aan de overkant kan goed papas fritas (verse patat) maken. De patat is hier naar onze smaak vaak te bleek gebakken.

Zo’n beetje alle mannen van het dorp keken een internationale voetbalwedstrijd Chili – Peru, maar helaas: “da perdido” (geeft verlies). Net zoals in Nederland kun je duidelijk horen wanneer er gescoord wordt.

De sarcofagen van Karajia

 2011 Noord-Peru, Reizen  Reacties uitgeschakeld voor De sarcofagen van Karajia
okt 122011
 

Met onze rugzakjes vertrokken we vroeg naar Karajia. In deze vallei is er een aantal 2,5 meter hoge sarcofagen van 1200 voor onze jaartelling. Ze bevinden zich 25 meter hoog in een verticale rotswand. Er liggen doodskoppen op en omheen. Beneden loop je langs de beenderen van mensen. In Peru kan dit gewoon.

We bereikten Karajia met een volle combi naar Luya en daarna met een colectivo naar Cruzpata. De motor van de personenwagen raakte oververhit, dus we moesten stoppen. De jongen die naast mij achterin zat, had verstand van auto’s en had zelfs gereedschap bij zich. Hij sloot de ventilator weer aan met een draad die de chauffeur kreeg van iemand in een adobe huisje naast de weg. Nadat de radiator weer gevuld was met een paar flessen water konden we verder.

Het laatste stuk, ongeveer een kilometer, maar wel 500 meter omlaag, wandelden we. Nadat we de plaats bewonderd hadden, aten we meegebrachte broodjes met kaas en sardientjes. Daarna gingen we weer terug omhoog, een aardige klim. Ondanks de dreigende wolken bleef het droog.

In het dorp was er één colectivo, maar we moesten wel een poos geduld hebben tot er voldoende mensen waren om te vertrekken. Ondertussen onweerde het in de verte en regende het een paar spetters; heel sfeervol.

Terug in Luya kregen we het advies om te overnachten in Pedro Ruiz. Om daar te komen, gingen we eerst met een combi terug naar Chachapoyas en met een andere combi door naar Pedro Ruiz. We sliepen in de uitstekende hospedaje Amazonense, waar we het water van een rivier horen ruisen.

Chachapoyas

 2011 Noord-Peru, Reizen  Reacties uitgeschakeld voor Chachapoyas
okt 102011
 

Het is fijn om weer even in een stad van enige betekenis te zijn. We hebben onze kleren laten wassen en weer eens wat anders gegeten als rijst met …

Veel gebouwen buiten de plaza zijn van adobe, sommige in slechte staat, zoals een kerk waar op de muren “peligro” (gevaarlijk) geschilderd is. De meeste muren zijn voorzien van een pleisterlaag, die vaak loslaat en scheurt, omdat de ruwe adobe blokken een slechte onderlaag is. Adobe kan heel slecht tegen water, dus als het dak gaat lekken en er wordt niets aan gedaan, dan wordt het snel een bouwval. Overigens hangen de meeste daken ook over de stoepen. Handig op regenachtige dagen, zoals de afgelopen dagen (elke dag 20 mm).

Met een colectivo bezochten we het dorpje Huancas, niet zover van de stad. Er is een diepe canyon met beneden de ruisende rio Sonche. De Android application Andrometer schatte de diepte op 1180 meter, de ‘locals’ zeggen 1500 meter. Aan de overkant zijn er drie opeenvolgende watervallen en in de verte nog één, half zichtbaar door de wolken die ervoor hangen. We wandelden terug naar het dorpje en we zagen een ouderwetse ossenwagen bezig met ploegen. Eigenlijk zou het stierenwagen moeten heten, want alles was nog compleet. Het adobe kerkje van het dorpje was bescheiden, maar sfeervol.

‘s-Middags beklommen we een cerro (hoogte, heuvel) om van het uitzicht op de stad te genieten. We moesten schuilen voor de regen.

‘s-Avonds probeerden we een Peruaanse wijn, die meer naar druiven met alcohol dan naar wijn smaakte.

Sprookjesachtig Kuélap

 2011 Noord-Peru, Reizen  Reacties uitgeschakeld voor Sprookjesachtig Kuélap
okt 092011
 

We misten bijna het kleine dorpje el Tingo, want de bus stopte niet. Gelukkig weet mijn GPS elk plaatsje in Perú te vinden! We hoefden dus alleen maar een klein stukje terug te lopen langs de rivier. De wolken dreigden hun nattigheid los te laten, maar gelukkig bleef het droog.

Langs de weg waren een paar hospedajes, maar we kozen ervoor om naar het hoger gelegen Tingo Nuevo te gaan. De mensen beneden zeiden dat er boven geen hospedajes waren en dat er niets te koop was. Zoals ik verwachtte, was dat niet waar. Het dorpje bleek een groot, uitzonderlijk mooi park te hebben met thuja gesnoeid in allerlei vormen. Half rondom is er een wijds uitzicht op groene bergen, half in de nevelen gehuld. We konden de rivier beneden in het dal horen ruisen.

De hospedaje zonder naam was eenvoudig. We ontmoetten er een stel uit Australië dat met de fiets op weg was van Canada naar Patagonië. Ze hadden er 13 maanden voor uitgetrokken. Ik had de indruk dat ze veel fietsten en weinig bezienswaardigheden bezochtten en dat ze in een relatief rechte lijn van Noord naar Zuid reisden. Jammer, want er is zoveel te zien in Perú. Een mensenleven is niet genoeg om dit land te verkennen. Een archeoloog vertelde ons dat er nog 100.000 onontgonnen archeologische vindplaatsen zijn.

De volgende dag zou er om vijf uur ‘s-ochtends een combi naar Kuélap zijn. Omdat het stortregende zijn we in ons bed blijven liggen. Later in de ochtend werd het droog en probeerden we een lift te krijgen. We zaten op de grote watertank een stuk boven het dorp, zodat we het weinige verkeer goed in de gaten konden houden. Er gingen enkele uren voorbij, voordat we meekonden in een gewone personenwagen waar al zes mensen inzaten. Ik ging achterin opgevouwen tussen de bagage. Na een uur werden we drie kilometer voor Kuélap afgezet. We konden al heel snel met een andere auto mee, zodat we nog vroeg in de middag boven waren (ruim 3000 m). Na het kopen van de tickets moesten we nog een stukje verder omhoog lopen.

Kuélap is een nog relatief onbekende archeologische stad. Het is een ongelofelijk, sprookjesachtig bouwwerk, waarvoor drie keer meer stenen zijn gebruikt dan voor de grote pyramide bij Giza in Egypte. De stad is meer dan een kilometer lang. Het fort dat we bezochten, is 585 meter lang en 110 meter op zijn breedst. Het fort bevindt zich middenin de stad. De omringende muren zijn 8-17 meter hoog en zijn gemaakt van ca. 100.000 stenen tussen de 100 en 200 kilo. Het meeste is nog origineel. De bouw van de stad startte 500 jaar voor onze jaartelling.

De ronde stenen huizen binnen het fort liggen in een cloud forest (nat bos). Een paar koude druppels op je hoofd zijn dus onvermijdelijk. De bomen zitten vol met epifyten, waaronder grote rode bromelia’s. Sommige huizen hebben aan de buitenkant stenen figuren die de ogen van vogels voorstellen. Geschat wordt dat er op het hoogtepunt 3500 mensen in de stad woonden.

Voorlopig is dit één van de meest indrukwekkenste dingen die ik tijdens deze reis heb gezien.

Aan het einde van de dag gingen we te voet terug naar het dorp je Maria (ca. 7,5 km op ca. 2750 m). Na ongeveer een kilometer een mooi pad steil naar beneden te hebben gevolgd, kwamen we weer terug op de weg, waar we al snel een lift kregen op een grote pickup truck. We sliepen in hospedaje Cucha Cuella, waar tegen de verwachting in zelfs warm water was.

‘s-ochtends kregen we redelijk snel een lift naar Choctámal ongeveer halverwege naar beneden. Daar mochten we al heel snel meerijden met een kleine vrachtwagen naar de wat grotere stad Chachapoyas. De chauffeur Edwin, was zo aardig om te stoppen voor de Macro’s, nabij Magdalena, zodat we een paar foto’s konden maken. Het zijn stenen graagschuren hoog in een rotswand van de mysterieuze mensen van Kuélap, die wellicht afstammen van de Vikings.

Op weg naar Chachapoyas: Celendín en Leymebamba

 2011 Noord-Peru, Reizen  Reacties uitgeschakeld voor Op weg naar Chachapoyas: Celendín en Leymebamba
okt 062011
 

In een volle combi reisden we in ongeveer drie uur over een pas van zo’n 3700 meter van de grote stad Cajamarca naar het kleine bergstadje Celendín (ca. 2700 m). De hobbelige, half verharde weg was mooi. We zagen kleine ezels, die vier ouderwetse melkbussen droegen en vingen een glimp op van het primitieve landelijke leven dat de mensen hier leiden.

We sliepen in de sfeervolle hospedaje Maxmar. De betonnen vloer was lang geleden geverfd en het weer had de houten balustrade al behoorlijk aangetast. De kussens van de krakende houten bedden waren gevuld met stro. ‘s-Nachts tikte de regen op het golfplaten dak.

De volgende ochtend reisden we met een vrijwel lege bus van empresa Movíl verder naar Leymebamba (zes uur). Na eerst omhoog gegaan te zijn, daalden we weer af om een rivier op ca. 1000 meter over te steken. Daarna gingen we een pas van 3600 meter over om tenslotte aan te komen in het kleine bergdorpje op ca. 2200 meter.

De weg was spectaculair, een attractie op zich. Je zou ook kunnen zeggen dat de weg de reis is. Als je hoogtevrees hebt, kun je hier beter niet reizen. Een groot gedeelte van de weg kijk je minstens enkele honderden meters recht naar beneden. De vele haarspeldbochten laten je haren recht omhoog staan. Hier en daar is een stukje weg naar lager gelegen delen verhuisd. Hetzelfde was recent gebeurd met een kleine vrachtwagen die een bocht had gemist …

Bovenop de bergen gingen we dwars door de wolken (“zona neblina”). De wolkenpartijen waren door het regenachtige weer enorm.

De natuur is zeer afwisselend, van mooie glooiende groene weiden tot kale rotsen begroeid met enorme cactussen, tot berghellingen begroeid met kleine bomen die op hun beurt weer begroeid zijn met lange epifyten. Waar dat mogelijk is, zijn er kleine plantages, soms op bijna onmogelijke hellingen van meer dan 45 graden.

We mochten naast de chauffeur zitten, waar de grootsheid van de bergen nog meer op je af komt. De Andes wordt niet voor niets één van de mooiste bergketens van de wereld genoemd. De Zwitserse bergen zijn hier maar een miniatuur versie van.

De bus reist dagelijks van Cajamarca naar Chachapoyas, een reis van zo’n 12 uur. Om deze reden zijn er twee chauffeurs. Aangezien we geen haast hebben en er overal wat te zien is, gaan wij deze weg in gedeelten reizen.

We overnachten in hospedaje la Petaca, met aan de overkant van de plaza een kerk met twee ruwe stenen torens en een bizarre elektronische Big Ben klok, die ‘slaat’ van zes uur ‘s-ochtends tot negen uur ‘s-avonds. We aten heerlijke trucha frita (gefrituurde forel) in een restaurantje enige huizen verderop. Ik dronk er voor deze ene keer Inca Kola bij. Het smaakt een beetje naar ouderwetse kauwgomballen. Het is geel gekleurd met de discutabele kleurstof tartrazine. Er zit ook cafeïne in, dus dat wordt een opgewekt dagje!

Voor degenen die op zoek zijn naar een eenvoudig leven tussen aardige, niet gehaaste mensen met schone berglucht: een huis kun je hier voor 25 euro per maand huren.

De volgende dag liepen we langs de rivier (rio Utcubamba), waarvan het bruine water volgens mij rechtstreeks uit de kraan komt. We zagen een aantal adelaars boven de rivier circelen. Na de lunch gaan we met de bus mee naar el Tingo (ca. een uur), dit keer met empresa Virgen del Carmen.