De bibliotheek van Alexandrië

 2010 Egypte, Reizen  Reacties uitgeschakeld voor De bibliotheek van Alexandrië
jan 122011
 

Met een comfortabele bus van East Delta Travel reisden we langs de Middellandse Zee kust naar Alexandrië (280 km / 3,5 uur). We staken een aantal grote meren over. Onderweg zagen we veel palmbomen en in de verte op zee een aantal boorplatforms.

Één van de vele oude Lada’s, die als taxi dienen, bracht ons behendig door het drukke verkeer manoeuvrerend naar het schone Triomphe hotel. Dit hotel is gevestigd op de vijfde verdieping van een groot, koloniaal gebouw. Met een ouderwetse lift konden we naar boven en naar beneden gaan. Vanaf het balkon kunnen we aan de zijkant de Middellandse Zee zien. Als er een oude, ijzeren tram krakend en piepend voorbij komt, kunnen we de trillingen ervan voelen.

Halverwege de middag liepen we langs de boulevard naar Bibliotheca Alexandrina. Bij ondergaande zon bekeken we het zeer imposante gebouw van alle zijden. De buitenkant is van grijs graniet, met inscripties in 120 verschillende schriften. Het moderne gebouw werd geopend in 2002 en kan acht miljoen boeken en 2500 lezers herbergen. Het is een mooie vervanging voor de grootste bibliotheek uit de oudheid, die oorspronkelijk werd gesticht door Ptolemy I in 283 voor Christus. De bibliotheek heette toen Mouseion, waar het woord museum vandaan komt. Wie en wanneer deze bibliotheek vernietigde is onduidelijk, maar waarschijnlijk is Julius Caesar één van de schuldigen.

De volgende dag bezochten we het kleine Alexandria National Museum, wat erg tegenviel. Misschien komt dat omdat we de afgelopen tijd al veel soortgelijke collecties gezien hebben.

Het was leuker om door Anfushi, de oude, sfeervolle Turkse wijk van Alexandrië, met zijn vervallen koloniale gebouwen, te lopen. Hier wonen de arme mensen, die je hartelijk welkom heten en je met elke vraag belangeloos helpen.

Alexandrië lijkt een beetje op een vervallen Parijs. Overal zoemen stinkende, geel/zwarte taxi’s om je heen, die geen gelegenheid onbenut laten om te vragen of je ergens heen wilt.

We ontbeten met een broodje falafel, dit keer met anijssmaak, en een broodje vers gebakken patat, dat lekkerder is dan je denkt. We kochten de broodjes op straat en we aten ze op in een ahwa (koffiehuis), zoals zoveel mensen doen.

jan 102011
 

Eerst reisden we met een bus van East Delta Travel van Hurghada naar Suez (380 km / 5,5 uur met een half uur pauze). De bus reed flink door, ondanks de harde tegenwind en de hier en daar zanderige weg. Links zagen we de zon ondergaan in een mooi woestijnlandschap. Dichterbij Suez werd zware (chemische) industrie afgewisseld met ruim verlichte resorts. Soms stonk het flink naar zwaveldioxide.

Een mini-busje bracht ons laat in de avond naar het eenvoudige, niet al te schone Sina hotel, midden in Suez. De gemeenschappelijke douche was gelukkig wel warm. Meestal is er maar een kleine, roestige boiler, waarvan het warme water door meerdere gasten gedeeld moet worden. We aten nog een kleine koshary voor omgerekend ca. 25 cent per persoon en dronken een bakje thee met een stukje cake.

‘s-Ochtends bezochten we het einde van de Rode Zee en het begin (of einde) van het Suez-kanaal. Het licht was erg mooi en het water was heel blauw/groen, maar grote schepen zagen we helaas niet. De temperatuur is hier wat lager, 15-20 graden, en er is ook wat bewolking.

Na de lunch besloten we om de Sinaï niet te bezoeken. Er is te weinig tijd over om dit toch wat toeristische gebied op een rustige manier te bezoeken. In plaats daarvan gaan we het Suez-kanaal en de Middelandse Zee kust tot Alexandrië volgen. In dit gebied is meer vervoer en zijn de afstanden minder groot. Zo hebben we ook voldoende tijd om de piramiden bij Giza te bezoeken.

We reisden met een service-taxi, weer een heel oude Peugeot, naar Ismaïlia, ongeveer halverwege het kanaal. In deze stad leefde Ferdinand de Lesseps, directeur van de Suez Canal Company, tot de voltooiing van het kanaal in 1869. Het kostte tien jaar om het kanaal te maken. De tol voor het kanaal vormt de belangrijkste inkomstenbron voor Egypte. Somalische piraten in de golf van Aden zijn echter een bedreiging voor het scheepvaartverkeer.

Ook in deze stad moeten we weer heel goed op het verkeer letten. De auto’s slingeren alle kanten uit. Er wordt zowel links als rechts ingehaald, vaak rakelings langs elkaar heen. Het is ‘normaal’ om ‘s-avonds zonder licht te rijden. De stoep wordt voor van alles en nog wat gebruikt, dus daar kunnen we vaak niet lopen. Wel is het zo dat de automobilisten heel goed op voetgangers letten. Er wordt veel getoeterd om iedereen te waarschuwen. Grappig is dat vrouwen hier handsfree bellen door de mobiele telefoon onder hun hoofddoek te steken.

We slapen in Travellers hotel in een grote, goed doorleefde kamer met een oude, stoffige, houten vloer. Deze stad heeft een andere uitstraling door zijn koloniale verleden. Er zijn hier nog statige oude gebouwen.

We werden vroeg gewekt door de oproep van een nabij gelegen moskee en later door de kerkklokken van een Koptische kerk aan de overkant. Als ontbijt aten we zoals wel vaker een broodje falafel. In de ahwa (koffiehuis) onder het hotel dronken we een kopje koffie met een stukje cake, dat we de vorige avond kochten.

Met een taxi gingen we naar het Ismaïlia museum in het oosten van de stad. Er is een mooie, overzichtelijke collectie met voorwerpen uit de tijd van de farao’s, de Romeinen en de Grieken. Daarna liepen we langs de lange, ruime boulevard naast het zoetwaterkanaal terug. Het kanaal komt na een sluis uit in het Krokodillenmeer. We zagen een paar mooie kingfishers en een paar hops (vogel met kuif).

Aan het begin van de middag reisden we met een service-taxi naar Port Said aan het andere uiteinde van het kanaal (ca. 2 uur). Het was weer een oude, trouwe Peugeot. Hoeveel keer zou het zes-cijferige telwerk rondgegaan zijn? Het nostalgische gevoel werd verder versterkt, doordat de radio op een krakende middengolfzender stond afgestemd. De weg liep een poosje parallel aan het kanaal en we zagen een aantal grote schepen.

In Port Said sliepen we in een fijne kamer in een heerlijk schoon bed in het koloniale hotel de la Poste. Hier was de houten vloer een stuk mooier en schoner! Er was zelfs een serre met een tafel en stoelen.

Een paar honderd meter verderop is het Suez-kanaal prachtig zichtbaar. We zagen diverse grote schepen en een prachtige, oude vier-master. We voeren met de gratis ferry heen en weer naar Port Fuad aan de overzijde, een leuke ervaring!

Op deze route langs het kanaal hebben we geen enkele toerist gezien.

Verboden reis van Qena naar Hurghada

 2010 Egypte, Reizen  Reacties uitgeschakeld voor Verboden reis van Qena naar Hurghada
jan 062011
 

Het busstation van Qena was op een heel andere plaats dan de reisgids aangaf. Eigenlijk is de reisgids hier slecht bruikbaar, omdat toerisme hier eigenlijk niet toegestaan is. Gelukkig zorgt dat er juist voor dat de mensen bijzonder aardig en behulpzaam zijn, vooral als ze merken dat je een paar woordjes Arabisch spreekt. Een taxi bracht ons naar het bijna buiten de stad gelegen busstation.

Ook hier moesten we geduld hebben. Het probleem was hier niet de prijs, maar meer dat de chauffeurs het niet aandurfden om ons mee te nemen. Ik liet mijn paspoort met het visum van Egypte zien, compleet met glimmend hologram en vette stempel. Het maakte wel indruk, maar het hielp niet. Op een gegeven moment kwam er een mini-busje vol met militairen aan. Ik ging er bewust bij staan. De chauffeur van dit busje had waarschijnlijk net goed verdiend. Er waren op dat moment verder geen passagiers voor Port Safaga. Na even aarzelen mochten we met de vriendelijke man mee terugrijden naar Port Safaga voor de gewone prijs. We hadden dus het busje voor ons zelf. Slechts twee sardientjes in een groot blik 😉

Bij het verlaten van het Qena-district werden we bij een controlepost aangehouden. De chauffeur praatte eerst met de officier en daarna werd ik erbij gehaald. Ik groette alle mannen keurig in het Arabisch. De officier vroeg mij in vloeiend Engels, waar ik hem voor complimenteerde, of ik wist dat het ons niet toestaan was dat we hier reisden. Ik zei dat ik dat niet wist. Na nog een aantal vragen over hoe we daar gekomen waren en of we nog terug zouden komen, mochten we gelukkig door. We schudden handen en zeiden vriendelijk gedag tegen elkaar. De controlepost van het Rode Zee district wilde mij wel even zien, maar deed niet moeilijk.

We reden ongeveer 2,5 uur (ca. 175 km) met wisselende snelheden door een leeg, woest woestijnlandschap, met aan het einde oude, enigszins dreigende, zwarte bergen. Bijzonder mooi!

In Port Safaga vroeg ik de geen woord Engels sprekende chauffeur om ons af te zetten bij een eetgelegenheid. We aten lekkere foul met patat (dunne plakjes gebakken aardappel), gebakken, gelukkig niet te vette aubergine en sterke geitenkaas met pita-broodjes bij een uitzonderlijke combinatie van ahwa (koffiehuis) en restaurantje. In Egypte heeft elke zaak normaal gesproken slechts één functie. Als je koffie met baklava in een ahwa wilt gebruiken, dan moet je de baklava eerst ergens anders kopen en meebrengen.

We reisden verder naar Hurghada met een service-taxi (ca. een uur). In dit geval met een heel oude Peugeot 504 met ons voorin en nog zes andere mensen (twee kinderen) achterin op de banken. Langs de Rode Zee kust zagen we echt overal resorts. Veel zijn er niet afgebouwd, omdat de koralen hier inmiddels zwaar beschadigd zijn. Het is hier nog steeds lekker weer, zonnig en ruim boven de 20 graden, hoewel hier veel meer wind is dan landinwaarts. We hoorden dat het vorige week twee dagen geregend had, waarschijnlijk de enige twee dagen van het jaar.

We sliepen in het eenvoudige, maar niet slechte Happy Land hotel in de oude wijk ad-Dahar, waar we heel gastvrij ontvangen werden. We hebben een poosje gezellig op de gemeenschappelijke bank zitten praten. We ontmoetten daar ook een aardige 50-jarige Duitse man die blij was dat hij even Duits met ons kon spreken. Later spraken we in de souq nog met twee jonge Amsterdammers die in een resort verbleven. Ze vonden het “echte” Egyptische eten lekker. We zijn daar maar niet op ingegaan.

Hurghada is een aardig stadje om een dagje extra te blijven. Zo kunnen we ook meteen de was doen. In het eerste gedeelte van de souq zijn er veel toeristische winkeltjes, maar als je doorloopt wordt het authentieker. Een souq kan je je het beste voorstellen als een Oosterse straatmarkt met winkeltjes waar de waren ook buiten staan. Denk er ook ongelijke, stoffige straatjes en rondslingerend vuil bij. Naast kraampjes met kruiden, groenten en fruit, welke vaak alleen uit een kleedje bestaan, zijn er ook winkeltjes met kleinhuishoudelijke en luxere artikelen, zoals mobiele telefoons. Hier en daar kan je een broodje vlees, falafel of foul eten. De olie is vaak oud. Dit is iets waar we altijd goed op letten. Verder zijn er hier en daar ahwa’s (koffiehuisjes), waar voornamelijk thee wordt gedronken en shisha (waterpijp) wordt gerookt. Hierdoor zijn er veel mensen die enkele lelijke voortanden hebben of ze gewoon missen.

We hebben geprobeerd om langs de Rode Zee te lopen, maar die wordt vrijwel geheel aan het gezicht onttrokken door de vele resorts, die hier vooral populair bij de Russen zijn.

@Khaled en Jannie: bedankt voor het achterlaten van de dompelaar en de thee, we gebruiken hem vaak!

jan 062011
 

We probeerden met een mini-busje van Edfu naar Qena te reizen, maar de chauffeur wilde ons niet meenemen, omdat dat niet door de politie is toegestaan. Gelukkig was het treinstation dichtbij het busstation. We moesten een poosje wachten op de weinig vertraagde trein. Daarom dronken we in een ahwa (koffiehuis) een bakje thee en koffie. Voor de hamam (WC) werden we doorverwezen naar het naastgelegen veldje, zo gaat dat hier.

Er was alleen een derde klasse, met gelukkig wel zachte stoelen en geen houten banken. Zo konden we meemaken hoe de gewone mensen reizen. In de trein werd van alles verkocht. Er liepen bijvoorbeeld twee jochies met een soort chocoladebroodjes rond en een man met een grote ketel heet? water voor thee. De deuren blijven onderweg gewoon geopend, zodat we leuke foto’s konden nemen en de sigarettenrook (gelukkig) weg kon. De treinen worden hier getrokken met een grote, grommende diesellocomotief. Het was zo vast comfortabeler reizen dan als sardientjes-in-blik met een mini-busje. Ook de prijs is gewoon de vastgestelde prijs, ca. 1 euro p.p. voor ca. 150 km / 3 uur.

Hoewel het al halverwege de middag was, konden we de Dendera-tempel nabij Qena natuurlijk niet overslaan. Een Engels sprekende meneer hielp ons met de taxi en verzekerde ons dat we in Qena konden slapen (volgens de reisgids is dat niet toegestaan). Als we problemen hadden, dan mochten we bellen.

De tempel is gewijd aan Hathor, de godin van de liefde, sensualiteit en beschermvrouwe van de muziek en dans. Hoewel we nu een paar tempels gezien hebben, blijven we ons verwonderen over de hoeveelheid en diversiteit van afbeeldingen en hiërogliefen. De buitenste hal wordt gedragen door 24 grote pilaren met aan vier zijden het hoofd van Hathor. Helaas zijn de meeste hoofden, net als veel afbeeldingen, in vroeger tijden moedwillig beschadigd. Opmerkelijk is dat het plafond versierd is met afbeeldingen van het komen en gaan van de zon en maan in vooral hemelsblauwe kleuren. De buitenste hal werd gebouwd door de Romeinse heerser Tiberius. De tempel is dan ook relatief jong.

Een bijzonderheid van deze tempel was dat we de crypte mochten zien. We moesten daarvoor een trapje af en even door een gangetje kruipen. Daarna konden we links en rechts door een opmerkelijk warme, goed verlichte gang lopen. De vele afbeeldingen waren bijzonder goed bewaard gebleven, sommige zelfs met kleuren.

Naast de tempel was nog een werkende bron en een ommuurd, heilig meer. Het meer was droog en begroeid met groepjes palmbomen, maar twee trappen in de muren leidden naar water. We verlieten als laatsten de tempel bij ondergaande zon. De electriciën bracht ons terug naar de stad. Hij vermijdde duidelijk contact met de politie.

El-Beit hotel was “vol”, daarom gingen we naar New Palace hotel, nabij het treinstation, wat eerst ook “vol” was. Blijven staan en zeggen dat we met elke kamer genoegen zouden nemen hielp. Hoewel de prijs ruim hoger was dan aangegeven, was het het beste hotel tot nog toe.

We hadden flinke honger, dus gingen we foul (bruine tuinbonen met o.a. knoflook) en ta’amiyya (falafel) eten. Heerlijk! Daarna dronken we nog thee in een ahwa en aten de even daarvoor gekochte, zeer goede baklava op. De mensen zijn in dit schone en beschaafde stadje bijzonder gastvrij.

In het hotel kregen we voor het eerst een ontbijt met foul. Een goede start van de dag! We hadden geld nodig en hoewel Qena geen kleine stad is, is er maar één geldautomaat. Nadat we duidelijk hadden gemaakt wat we wilden, kregen we van de politie toestemming (!) om het plein over te steken naar de bank. De automaat werkte, maar gaf een aantal briefjes van tweehonderd. Deze zijn hier nagenoeg onbruikbaar, want wisselgeld is hier een voortdurend probleem. Ik ging dus de bank binnen om de briefjes te wisselen. De receptie haalde onmiddelijk de vrouwelijke manager erbij. Zij gaf een bankmedewerker opdracht om buiten alle rijen om het geld meteen te wisselen. Dat is nog eens buitengewone service! Ik heb iedereen netjes bedankt en gedag gezegd.

Egypte telt zo’n 80 miljoen inwoners. De meeste hiervan leven op één van de oevers van de Nijl, waarvan zo’n 20 miljoen mensen in de metropool Caïro. De bevolkingsgroei is afgenomen naar 1,6%. Dit betekent nog steeds een groei van ongeveer één miljoen mensen elke negen maanden! De oevers van de Nijl verstedelijken dan ook in een hoog tempo.

jan 042011
 

Met een mini-busje reisden we naar het wat minder bekende stadje Edfu. Eerst gingen we naar het busstation, 3,5 km ten Noorden van Aswan. De plaats waar de mini-busjes richting Edfu vertrekken, hadden we snel gevonden. We moesten wel wat geduld hebben om een zitplaats te krijgen voor een normale prijs. We lieten één mini-busje zonder ons vertrekken, zodat duidelijk was dat we niet het viervoudige van de normale prijs wilden betalen. Een aardige man, die in België gewoond had, kwam ons vertellen wat de normale prijs was, wat we overigens al wisten. Uiteindelijk mochten we voor een klein beetje meer, ‘voor de politie’, mee. Bij aankomst vertelde de chauffeur ons ook nog welk mini-busje we naar de stad moesten nemen. En de mensen in dat busje vertelden ons precies waar we moesten uitstappen. Transport van en naar het station is extreem goedkoop, zo’n vijf cent per persoon.

De sfeer was van het begin af aan goed en zo bleef het ook. Het eerste hotel dat we bekeken mag rustig door voor het slechtste hotel aller tijden. Volgens mij was het echt nog nooit schoongemaakt. Zelfs niet na de bouw, gezien de hoopjes zand die in de hoeken lagen. We slapen in het meest eenvoudige hotel tot nu toe, el-Medina hotel. De prijs werd door enig onderhandelen bijna gehalveerd. Een ontbijt regelen we zelf wel. De wat oudere eigenaar is in ieder geval slechthorend en misschien ook aan het dementeren. Gelukkig lopen er wat jonge mannen rond die de zaken in goede banen leiden.

Na een lekker broodje falafel, in Egypte ta’amiyya genoemd, bezochten we de prachtige Horus tempel. Eindelijk een plaats waar je op je gemak, zonder grote groepen om je heen, van de mooie afbeeldingen en wonderlijke hiëroglyfen kan genieten! Deze tempel is relatief jong en zeer goed bewaard gebleven. Tot tweehonderd jaar geleden was de tempel begraven onder het zand en was er zelfs een deel van Edfu bovenop gebouwd. Ptolemy III starte de bouw in 237 voor Christus en de tempel werd 180 jaar later afgemaakt door Ptolemy XII, de vader van Cleopatra VII. Op de hoge buitenmuren zijn twee reusachtige afbeeldingen van Ptolemy XII Neos Dionysos gekerfd, die zijn vijanden bij de haren vasthoudt voor Horus.

Bijzonder is het laboratorium waar wierook en parfums werden bereid. De recepten staan in de vorm van hiëroglyfen op de muren. Ook bijzonder is de Nilometer, een aflopende gang waar de stand van de Nijl afgelezen kon worden. Dit was belangrijk voor het bepalen van het juiste moment van de oogst.

De souq van het stadje is heel authentiek. Ik heb geen toerist gezien. Een kilo navelsinaasappels kost ‘gewoon’ twee pond (iets meer dan 25 cent). Er rijden hier tractors rond met ongelofelijk hoog geladen suikerriet. Een leuk gezicht! Als je wilt, kan je je hier, zoals in zoveel plaatsen in Egypte, laten vervoeren door een paard en wagen. Ik vind het niet leuk om de magere paarden zo hard te zien werken, dus wij maken er geen gebruik van.

We dronken thee in ‘onze’ vaste ahwa (koffiehuis), waar we gewoon een normale prijs zonder enige discussie betalen. Iedereen is nieuwsgierig naar ons, wat vaak leidt tot korte, gezellige gesprekjes. We aten dit keer weer eens een heerlijke warme koshary met limoen- en hete saus uit een metalen kommetje.