Geduldig wachtten we op de “terminal terrestre” (busstation) op de “bus cama” (letterlijk: bedbus) van “2:00PM” van Pacasmayo aan de kust naar Cajamarca (2750 meter; ca. 250.000 inwoners) in de bergen, die uiteraard wat te laat was (20 minuten). We hadden wat extra betaald (10 sol = ca. 2,75 euro per persoon) voor de luxe stoelen onderin de bus (slechts 12 plaatsen), zodat we een keer ruim en comfortabel konden reizen. Extra luxe was de airco en, na het ongeluk van de vorige dag, veiligheidsgordels. Onderin betekent ook minder geslinger in de bochten. Van de vele haarspeldbochten bij de bergpas (ca. 3250 meter) naar Cajamarca hadden we weinig last. Een nadeel is wel dat je wat meer afgesloten van de buitenwereld bent en minder door de enigszins geblindeerde ramen kunt zien. H. wist van niets, maar stelde het wel op prijs. De bus was weer van de goede maatschappij Emtrafesa. In de bergen hadden we ongeveer drie kwartier oponthoud door “obras” (wegwerkzaamheden). Dit komt overigens frequent voor in de bergen. Tegen acht uur ‘s, na 5,5 uur, kwamen we redelijk uitgerust in het donker in Cajamarca aan.
We vergeleken twee hostals en twee chifa’s met elkaar met dezelfde ervaring: en wereld van verschil voor dezelfde prijs.
H. at “pato” (eend) met verse ananas en heel verrassend paprika, wat in een zoete saus een goede combinatie is. We dronken er verse “limoenada” bij.
We sliepen in hostal Plaza in een zeer ruime en schone hoekkamer voor een schappelijke prijs, waar ik nog wat vanaf kreeg door een lagere prijs dan gevraagd vol te houden.
De volgende dag gingen we na een lekker fruitontbijt met een havermoutdrank in een klein vegetarisch restaurantje naar de archeologische vindplaats Kunturwasi. We lieten ons, om tijd te sparen en niet te hoeven zoeken, met een mototaxi naar de plaats brengen waar “combis” (mini/microbusjes) naar het dorpje San Pablo vertrekken. We hadden geluk, want een “carro” (gedeelde taxi) had nog twee passagiers nodig om te vertrekken en daarom kregen we de rit aangeboden voor de prijs van een combi. De rit duurde ongeveer anderhalf uur en ging door een mooi, groen berglandschap over een pas van ruim 3750 meter hoog. Er was een sparrenbos en er waren heerlijk geurende eucalyptusbomen. Op verzoek werd er even gestopt om te plassen. De “carro” zette ons bij wijze van extra service voor het museum aan de voet van de heuvel met de archeologische vindplaats af, wat ons de rit vanuit het dorpje bespaarde. In verband met het weer (kans op regenbuien) besloten we eerst de vindplaats te bezoeken. Over het aangelegde pad achter het museum, met aan weerszijden gesnoeide (gekapte) aloë veras, beklommen we de heuvel. De vindplaats is niet groot en niet spectaculair, maar wel interessant en mooi gelegen. De uitzichten en de natuur waren bijna alleen al de moeite waard. Er waren veel felgekleurde bloemen, boompjes, vogels en vlinders. Doordat het halfbewolkt was, was het gelukkig niet heel warm. Het museum was ook meer dan de moeite waard. Er zijn heel wat voorwerpen gevonden, waaronder veel keramiek, muziekinstrumenten en diverse voorwerpen van koper, bot en schelpen en veel goud, zoals oorbellen en kronen. De vierkantige figuren lijken wat op die van Maya’s. Een andere opmerkelijke overeenkomst was het gebruik van de giftige, rode kleurstof cinnabar. We lieten ons naar het dorp terugbrengen met een mototaxi, die moeite had om de lange klim naar boven te maken en erg naar uitlaatgas rook. De combi stond bij wijze van spreken op ons te wachten om ons terug naar Cajamarca te brengen. Volgens het gastenboek van Kunturwasi waren er de afgelopen drie dagen geen bezoekers geweest en was het tweeënhalve week geleden dat buitenlanders (Duitsers) de vindplaats bezochten. Dat is jammer, want de vindplaats is zeker een bezoek waard en het zorgt ook voor economische ondersteuning van het nabije dorpje, o.a. in de vorm van werkgelegenheid. Japanners hebben de opgravingen in het verleden gefinancierd/uitgevoerd.
De slogan van de dag was: ‘Je kunt altijd nog thuisblijven ;-)”.
Cajamarca, misschien wel de mooiste stad van Peru, is in deze tijd van het jaar niet koud, hooguit ’s avonds wat fris. Een trui/vest was genoeg om warm te blijven. De temperatuur was minimaal 5 en maximaal 15 graden Celsius, met kans op wat regen (halfbewolkt). Overal zijn er winkeltjes die melkproducten, waaronder kaas, verkopen. De omgeving is een soort klein Zwitserland.
In Nederland zijn we gewend om vrijwel altijd dekking voor onze mobieltjes te hebben. In Peru, het twintigste grootste land van de wereld, is dat simpelweg onmogelijk. Langs een weg is er alleen dekking nabij steden en soms bij dorpjes als er meerdere bij elkaar in de buurt zijn. In dorpjes kun je ook de pech hebben dat net jouw provider daar geen diensten levert.
De foto’s zijn weer bijgewerkt.