Terug in Kolkata
We hadden een prettige vlucht van Delhi naar Kolkata. We konden meteen in de bus van de luchthaven naar het centrum stappen. Zelfs op zondagavond kost het de bus een uur om de ruim 10 kilometer naar Esplanade (metro- en busstation) te rijden (40 roepies p.p. ~55 eurocent).
We sliepen in hetzelfde hotel Pioneer International als de eerste dagen van onze reis, maar voor een veel scherpere prijs in een betere kamer. Sommige treden van de krakende houten trap zitten nog steeds los. ’s Ochtends werden we wakker van het gekoer van de duiven die op het afdakje van de niet meer werkende airco zaten.
De temperatuur is nu veel hoger dan een maand geleden: 32 a 34 graden. ’s Nachts koelt het gelukkig af naar zo’n 16 graden. Het is fijn om nog even in de warmte te zijn!
Ik vind Kolkata een prettige stad. De stad heeft een enigszins provinciaal karakter en is niet zo hectisch als Delhi. Vaak zijn er stoepen waarop je kunt lopen. De vele oude, vervallen gebouwen, waarop vaak struiken groeien, hebben iets romantisch. Het is leuk om op straat thee te drinken uit een terracotta wegwerpkopje. Een apart verschijnsel zijn de rickshaws die door vaak magere mannen op blote voeten worden getrokken. Meestal lopend, maar soms ook rennend. Ze zijn heel arm, ze huren het wagentje en slapen ’s nachts op straat. Zelfs het vele toeteren van het verkeer is meestal dragelijk. Apart is de brandweerauto die als geluidssignaal een bel heeft, die met de hand wordt bediend. Ongeletterden kunnen op straat een brief laten typen. Overal rijden oude, gele Ambassador taxi’s. Hier en daar kaarten mannen op een kleed op straat. Er zijn relatief veel bedelaars, soms met misvormde of missende ledematen. Aan de rand van de straat scheiden mensen papier, plastic en glas dat in grote, witte plastic zakken gaat. Je kunt overal op straat voor een habbekrats eten, wat we voor onze gezondheid meestal maar laten. Hier en daar wordt met een handbediende pers suikerriet uitgeperst. De oude, knarsende, ijzeren tram lijkt een beetje op een tank. De gekste dingen worden vervoerd door rickshaws of op de fiets, zoals twee volle melkbussen. Boeren na de maaltijd is hier vrij normaal, net als rochelen en fluimen op straat.
Voor het hotel is er een handbediende waterpomp, waar mannen in een boxershort zich met veel zeep grondig wassen. We gaven de shampootjes die we in een hotel kregen weg. Vanochtend was er iemand bezig om een waterzak te vullen. Bijzonder was dat de donkerbruine waterzak gemaakt was van de huid van een geit of schaap. De pootjes waren nog dichtgeknoopt zichtbaar.
We bezochten het waarschijnlijk grootste stadspark ter wereld, the Maidan. Veel jongens spelen cricket op het nu wat dorre gras. We zagen het bekende Victoria Memorial (1906-1921). Ook bezochten we de grote New Market, eigenlijk een hele wijk, waar je van alles kunt kopen, zoals kruiden, huishoudelijke artikelen en kippen voor de slacht. Hier word je erg vaak lastig gevallen door zogenaamde gidsen, die alleen uit zijn op de commissie van het winkeltje waar ze je heen willen brengen. We kochten kleine cadeautjes voor de buren die op ons huis hebben gepast.
Omdat onze dompelaar het na een maand trouwe dienst met een kleine steekvlam af liet weten, gingen we op zoek naar een nieuwe. Volgens de wet van Murphy konden we die natuurlijk niet vinden. Gelukkig vond ik er uiteindelijk één in de avond, toen ik wat bananen ging kopen. Er moesten er van twee één gemaakt worden. Thuis ga ik er een beter snoertje aanzetten, zodat we de dompelaar tijdens onze volgende reis veiliger kunnen gebruiken. Het huidige snoertje wordt warm, omdat de draden te dun zijn voor de 500 watt die de kleine dompelaar gebruikt.
Ik waste onze kleren, zodat we schoon terug kunnen vliegen naar Nederland. Handig is dat in vrijwel elke hotelkamer een emmer is. Ik was onze kleren altijd met de kleine zeepjes, die we af en toe krijgen in een hotel. Toiletpapier krijg je heel soms in een wat beter hotel en dan vrijwel altijd in de vorm van kleine rolletjes. Buiten de toeristische plaatsen is het moeilijk verkrijgbaar, dus we zorgen altijd dat we een voorraadje hebben. Anders is er altijd een kraantje en een kannetje bij de WC. Dit is overigens de reden waarom de lokale bevolking altijd met de rechterhand eet (zonder bestek, dat is alleen voor de toeristen). Alleen in de wat betere hotels krijg je een handdoek, daarom hebben we altijd een klein sporthanddoekje bij ons. Het beddegoed is meestal redelijk schoon, maar voor het geval dat kun je beter een lakenzak bij je hebben.
In totaal bezochten we dit jaar zes staten: achtereenvolgens West-Bengalen, Jharkhand, Bihar, Uttar Pradesh, Rajasthan en Delhi. In 2008 bezochten we vier staten: Kerala, Tamil Nadu, Andhra Pradesh en Karnataka. Het toerisme, en daarmee de voorzieningen, zijn goed ontwikkeld in Rajasthan. De andere staten, met name Bihar, Jharkhand en West-Bengalen, zijn veel primitiever, maar daarom niet minder interessant. In mijn beleving was het reizen in Zuid-India makkelijker en het eten lekkerder. In Noord-India reis je hoofdzakelijk met de trein, in Zuid-India hoofdzakelijk met soms overvolle bussen.
Vanavond vliegen we na 5,5 week weer naar huis. Helaas moeten we zo’n acht uur midden in de nacht wachten in Dubai. Gelukkig vliegen we naar Amsterdam in één van de meest luxueuze passagiersvliegtuigen, een Airbus A380. Het is het grootste passagiersvliegtuig ter wereld. Er is zelfs internet aan boord tegen betaling van een klein bedrag (5 MB voor $2,75 en 30MB voor $10). We ontmoetten een man in een restaurantje die op Schiphol werkt en speciaal bij Emirates had geboekt om in dit vliegtuig te kunnen vliegen.
Voor degenen die een reis plannen naar India: wij hebben samen minder dan 25 euro per dag uitgegeven, inclusief alles, behalve de vlucht van Delhi naar Kolkata (80 euro p.p.).
Onrustig Delhi
We namen de 22471 naar Delhi (268 km; ruim 5 uur), dezelfde zanderige trein als waarmee we vanuit Bikaner naar Churu reisden. We hadden beiden voor de helft van de reis een bank voor onszelf in de sleeper-klasse (samen 360 roepies ~ 5 euro). Onderweg zagen we mooie vogels in de Thar-woestijn. Tijdens een eerdere treinreis naar Bikaner zag ik een aantal antilopes.
We besloten om maar niet uit te stappen in Delhi Cantonment, omdat het te afgelegen was. Langs het spoor zijn daar grote sloppenwijken. We stapten uit in Delhi Sarai Rohilla, het eindpunt van de trein en de enige andere optie. We vonden twee hotels, maar besloten eerst te eten en daarna te kiezen. We lieten ons met een rickshaw naar het dichtstbijzijnde metrostation brengen (Shastri Nagar). We reisden in een comfortabele metro met airconditioning naar station Chawri Bazaar. We liepen zeker een uur in het donker langs de bazaars voor we een geschikt hotel vonden (hotel Diamond Palace, helaas aan een drukke straat bij een markt).
We sliepen onrustig door de herrie. ’s Nachts stortregende het, zodat het overdag fris en niet zo stoffig was. De volgende dag verhuisden we naar het schone en rustiger hotel Amax Inn (Arakashan Road No. 8145/6), dat goed bekendstaat. We aten zo’n beetje de lekkerste thali in een restaurantje een stukje verderop, dat zijn naam, Best of Delhi restaurant, eer aandoet.
We hadden een goed werkende televisie met internationale kanalen. We keken de matige film Deep Blue Sea op HBO, omdat we geen zin in de drukte van Delhi hadden.
In 2011 telde Delhi zonder buitengebieden 16,3 miljoen inwoners en is daarmee de achtste op de lijst van wereldsteden met de meeste inwoners.
Vanmiddag vliegen we met Air India terug naar Kolkata (AI-20; 14:30; A330-200), een vlucht van 2 uur en 15 minuten. Het kost tien keer zoveel als de trein, maar het is ook tien keer zo snel (de trein doet er ca. 24 uur over). We laten ons met de taxi brengen, want dat kost maar weinig meer dan een rickshaw naar het dichtstbijzijnde metrostation (New Delhi) en daarna met de metro naar de luchthaven en het is veel comfortabeler.
Zien en gezien worden in Churu
Keurig op tijd arriveerden we met een rustige trein in het stadje Churu (Rajasthani: चूरु), de hoofdstad van het gelijknamig district. Het ligt in de 200.000 km2 grote Thar-woestijn, een gebied vol met Khejri-bomen. Hier komen geen toeristen, wat duidelijk te merken is aan de vele mensen die je nastaren. Onderhandelen over de prijs van een rickshaw (tuk-tuk) is niet nodig, het kost gewoon wat het kost (7 roepies p.p. ~ 10 cent). Zelfs een fooi wordt niet geaccepteerd.
Er zijn ook geen bedelaars in Churu, wat bevestigt wat een Indiase man vertelde: bedelaars hebben een makkelijk leven. Vaak is bedelen ook georganiseerd, waarbij de bedelaars een deel van hun opbrengst moeten afdragen om ergens te mogen bedelen.
We verbleven in hotel Rathore in een mooie, schone kamer met een zacht bed (ongebruikelijk in India). Teleurstellend was dat het warme water ondanks de toezegging niet werkte (gebruikelijk in India). We aten een heerlijke thali in hotel Natraj, één van de weinige andere hotels in de stad, waar we de tweede nacht verbleven.
Churu was veel interessanter dan verwacht. Het fort stelt niet zoveel voor, maar er zijn veel mooie oude huizen met prachtige muurschilderingen. Omdat we nieuwsgierig rondkeken, mochten we zelfs bij een familie binnen kijken. Hun huis was een klein paleisje! We werden naar Maalji Ka Kamra gestuurd, wat helemaal een verrassing was. Het is een haveli, die gerestaureerd is en nu een luxe hotel en restaurant is. Als je als een vorst wilt overnachten, dan is dit de plaats. We kregen een uitgebreide rondleiding.
In het stadje zie je veel wagentjes met kleine ezeltjes die vaak onmogelijk grote pakken vervoeren.
Af en toe kopen we een reepje chocola (Cadbury), dat we eten bij de thee die we in onze hotelkamer zetten met de kleine, maar snelle dompelaar die we in Kolkata kochten. We hebben niet altijd zin in de zoete Indiase thee met melk en vellen, hoewel de met cardamom en/of gember gekruide thee heel lekker kan zijn. Je kunt het overal op straat krijgen, maar de Keuringsdienst van Waren (het heet nu anders) zou er geen goed woord voor overhebben …
Ik liet mijn haar knippen voor een paar dubbeltjes en kreeg er een hoofd- en nekmassage met bonken op mijn hoofd en klappen met de handen bij. In India is alles mogelijk …
Het was warm en stoffig in Churu. ’s Avonds was er een onweersbui, waaraan een flinke stofstorm vooraf ging.
Tijdens ons verblijf in Churu was er een staking in India van zo’n 100 miljoen mensen, vanwege de alsmaar stijgende prijzen. Naar ons idee zijn de prijzen t.o.v. vijf jaar geleden verdubbeld. Voor ons is alles nog steeds heel goedkoop, maar voor de armste mensen dreigen veel dingen onbetaalbaar te worden. Het lijkt erop dat de staking geen invloed heeft op de trein die we naar Delhi (Cantonment) willen nemen.
De rattentempel van Bikaner
Het was niet druk in de trein, dus we hadden veel ruimte. Het landschap was prettig groen en er waren veel karakteristieke Khejri-bomen. Langzaam werd het meer woestijnachtig. De trein had deze keer weinig vertraging, dus we hoefden niet te wachten en we kwamen halverwege de middag slechts een uurtje te laat aan.
We aten een mooie en lekkere masala dosa in het schone Heeralal’s, waar we verder al onze maaltijden genoten. We sliepen dichtbij het treinstation en niet ver van de oude stad in het statige hotel Marudhar Heritage. We werden ’s ochtends vroeg wakker van de rook van het houtvuur, waarmee het water werd opgewarmd. We hadden vorig jaar dezelfde ervaring in een Turks hotel in Izmir. We hebben nu om een andere kamer gevraagd om herhaling te voorkomen.
Met een trein reisden we in de laagste klasse (ongereserveerd) in zo’n drie kwartier naar het plaatsje Desnoke, zo’n 30 kilometer ten zuiden van Bikaner. Daar is de Karni Mata tempel, beter bekend als de rattentempel. Het is zelfs voor Indiase begrippen een buitengewone plaats, als je niet bang bent voor ratten (kabas), want er zijn er duizenden. We mochten er op onze blote voeten vrij rondlopen. We mochten alleen niet in de hoofdtempel in het midden komen (alleen voor hindoes). Er liepen verschillende ratten over mijn voeten, hetgeen geluk schijnt te brengen. Er ligt overal voer (graan?korrels) en er staan overal bakken met water en/of melk. Het voer is soms ongemakkelijk onder je voeten. Ook de duiven komen eropaf, ondanks dat er netten gespannen zijn.
Het verhaal is dat Yama (de god van de dood) in de 14de eeuw een verzoek van Karni Mata (een incarnatie van Durga) weigerde om haar verdronken zoon Lakhan weer tot leven te wekken. Karni Mata liet daarom al haar familieleden reïncarneren als kabas (ratten), die later weer als haar familieleden zouden terugkeren.
Bij de tempel ontmoetten we een Duits paar. We konden meerijden richting Bikaner (ze hadden een grote auto met chauffeur gehuurd). Dit bespaarde ons het wachten op de trein of het zoeken van een bus terug. Onderweg bezochten we nog het buiten de stad gelegen onderzoekscentrum / dromedarisfokkerij. Het was erg leuk om een kleine dromedaris te zien die melk uit een fles kreeg! We werden aan de rand van de stad afgezet en reisden voor een paar roepies in een gedeelde rickshaw op de voorbank naast de chauffeur naar het fort van Bikaner. Na het nemen van wat foto’s reisden we de laatste kilometer naar de achterkant van het treinstation. Voor een paar dubbeltjes lopen we liever niet tussen het drukke verkeer.
We kochten in een supermarkt een extra rugzak om de spullen die we gekocht hebben (o.a. een Tibetaanse klankschaal en dekens voor in de trein of vuile hotels) in te kunnen checken in het vliegtuig.
Vandaag reizen we met de trein naar Churu, een stukje op weg naar Delhi. Dit stelt ons in staat om nog een andere plaats te zien en verkort de reis naar Delhi met een uur of drie (181 km).
We hoorden al vaak: “In India is alles mogelijk, zelfs het onmogelijke” (everything is possible, even the impossible)