Met een bus van Omnibus Mexicanos reisden we in ongeveer een uur door naar het dorpje Tabasco (1500 meter, 20.000 inwoners). De gelijknamige saus dankt zijn naam aan de staat Tabasco, niet aan het dorpje dat in de staat Zacatecas ligt. De reis ging eerst door een bergachtig landschap met mooie vergezichten, wat bergachtiger en groener dan voorheen. We passeerden een groot, onregelmatig gevormd bergmeer. We zagen diverse adelaars die op jacht waren, soms dichtbij de bus.
We overnachtten in het zeer betaalbare tweesterrenhotel Los Arcos in een ruime kamer met daglicht in een kingsize bed. Het plafond was hemelsblauw geverfd en de muren zandkleurig geel. De meubelen en deuren waren van donker, gelakt hout. Alles was goed verzorgd en schoon. Alleen de verlichting en de staat van de kast lieten wat te wensen over. Hoewel de douche ruim was, gold dit niet voor het warme water. Het hotel is aan een drukke straat, maar we weten uit ervaring dat het verkeer na een uur of tien ’s avonds nagenoeg stilvalt en pas later op de ochtend weer begint.
Er was een zonnig balkon, dus het was een goede gelegenheid om onze kleren te wassen. Het wasgoed was in de warme zon snel droog. De truc met wassen onderweg is het gebruiken van (hand)zeep i.p.v. een wasmiddel. Zeep maakt net zo goed schoon als een wasmiddel, maar is veel makkelijker uit te spoelen. In de meeste hotels ligt er bij de handdoeken ook al een stukje zeep klaar.
Veel goede eetgelegenheden waren er niet in het dorpje, maar bij toeval vonden we een prima restaurant waar al het eten dat je bestelt vers wordt gemaakt. Een kleine aanpassing aan een gerecht op het menu om het vegetarisch te maken was geen enkel probleem. Voor het eerst dronken we een biertje, een Corona Extra (“La cerveza mas fina”, het fijnste bier, “hecho en Mexico”, gemaakt in Mexico). ’s Avonds aten we in een klein restaurantje onder een golfplatendak een paar blokken van het centrum twee lekkere quesadillas met wat ui en een pikante saus. Ze waren met liefde door een aardig echtpaar vers gemaakt. ’s Ochtends aten we in het marktgebouw een gordita nopales, een soort cactus die enigszins smaakt als snijbonen. We dronken er een warme “avena” (haver) -drank bij.
Aan het einde van de middag liepen we willekeurig door wat straten aan de rand van het dorpje. Een jongeman op een motor dreef een aantal koeien op, wat een aardig gezicht was. Hij stopte, zette zijn motor uit en vroeg of we zijn archeologische collectie wilden zien. De lokale bevolking is daar niet echt in geïnteresseerd, maar wij natuurlijk wel! In vijf jaar tijd had hij honderden voorwerpen “en el campo” (op het platteland) gevonden. Van “petrificado” (versteende) (dinosaurus?)botten tot ceremoniële Aztek voorwerpen en beeldjes (zie foto’s). Alles lag wat rommelig in en op een vitrinekast in de slaapkamer van zijn dochter. Hij zocht de mooiste stukken voor ons uit en legde ze op een witte en roze jurk van zijn dochter zodat we ze goed konden fotograferen. Hij wil er geen tentoonstelling van of een website voor maken, want hij is bang dat de overheid dan alles in beslag gaat nemen.
Ook in dit dorp zijn er diverse prominent aanwezige “farmacias” (apotheken). Zoals in meer Latijns-Amerikaanse landen worden er net zoals bij onze drogisten ook allerlei andere zaken verkocht. Sommige apotheken lijken meer op een supermarkt.
https://goo.gl/photos/PEEk84xd7FFBSS1i7
https://goo.gl/photos/w9Jbk4wS53C6qYa58
In Tabasco was er wel een Movistar-signaal, maar geen mobiel internet. In het hotel was er een redelijk goede Wi-Fi-verbinding.